drent2.gif (4653 bytes)home.gif (4432 bytes)Genealogie OTTENS

laatste update: 1-10-2017


Voor deze genealogie zijn o.a. de volgende bronnen gebruikt:

Gens Nostra 1996: Genealogie Ottens, door  C. de Graaf


 

I Willem Ottens, geb. circa 1500 te Anloo, overl. na 1565 te Anloo.
Wyllem Ottens schenkt samen met zijn vrouw Grethe op 30-4-1549 hun aandeel in het fraters-erve, dat ze kort ervoor hadden gekocht van Hendrick, Johan en Jacob Benynge en Johan Helinge te Borger uit de nalatenschap van Johan Meisteringe.[1] Een dag later, op 1-5-1549 kopen Willem en zijn vrouw een losrente op het fraterhuis, welke rente in 1590 door Harmen Ottens werd verkocht aan het Ghisebert Arents, voogd van het Vrouw Ludeken Jarghes-gasthuis te Groningen.[2]
In 1553 wordt Willem nog vermeld als buur te Anloo, waarbij hij de acte ondertekent met zijn handmerk.[3] Zijn laatste levensteken dateert van 1565, wanneer hij wederom als buur te Anloo voorkomt.[4]

Tr. kerk voor 1535.
Echtgenote is Grethe N.N. Overl. na 1549.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Ottens, geb. circa 1530 te Anloo (zie II).


II Jan Ottens, geb. circa 1530 te Anloo, zn. van Willem Ottens (zie I) en Grethe N.N.
Er is geen bewijs, dat Jan Ottens de ontbrekende schakel tussen Wyllem en Harmen Ottens is. Echter, vier kleinzonen in generatie IV dragen de naam Jan Ottens. Rond de tijd dat de zoon van Wyllem moet hebben bestaan, leefde in Anloo een Jan Ottens, die in 1565 genoemd wordt. Harman en Bastiaen Tutens werd in dat jaar huisvredebreuk in het huis van Jan Ottens ten laste gelegd, omdat ze in ´toernigen moede´ spek hadden willen stelen, waarbij Gheert, de knecht werd verwond. De zin ´in het huis van´ duidt in die gevallen waarin het bewijsbaar is telkens op een herberg, een beroep dat in de volgende generatie zeker werd uitgeoefend.
Overigens hadden diezelfde (broers?) Tutens ook nog een pul gestolen uit het huis van Banning, welke pul later kapot in de Anner Esch werd teruggevonden.

Kinderen:

1.

 m 

Harm Ottens, geb. circa 1565 te Anloo (zie IIIa).

2.

 m 

Jacob Ottens, geb. circa 1570 (zie IIIb).

3.

 v 

N.N. Ottens.
Tr.
Partner is Anthoni Tonnis.


IIIa Harm Ottens, ette Oostermoer 1616-1635, geb. circa 1565 te Anloo, zn. van Jan Ottens (zie II).
De vroegste vermelding van Harmen Ottens betreft een dorsale aantekening uit 1590 op een charter van het fraterhuis te Groningen, oorspronkelijk eigendom van Wyllem Ottens. Op een goorsprake van 1596, werd aangegeven, dat Dierck van Alten, de knecht van Harmen Ottens, een zekere Jan Hindricx had vermoord. Zelf werd hij op diezelfde goorsprake ook vermeld en wel wegens zoiets als huisvredebreuk bij Jan Stavaste.[5]
Harmen Ottens treedt op als buur te Anloo op de goorspraken van 1599 en 1602.[6] Hij is op 23-9-1603 landdagcomparant voor Oostermoer. In 1605 ondertekende hij namens Barolt Jans een overeenkomst tussen Barolt en het Fraterhuis te Groningen, aangezien Barolt zelf niet in staat was een handtekening te zetten.[7]
In 1610 krijgt een zoon van Harmen Ottens een pak slaag, evenals in 1612.[8],[9] In dat laatste jaar wordt Harmen te Anloo vermeld als landbouwer met 50 mud bouwland.[10] Hij is in 1616 ette voor het Oostermoer.
In 1622 wordt hij beschuldigd van het ontmaagden van de dochter van Hendrick Winters. Hij ontkende alles en weigert dan ook de door Hendrick geëiste 100 daalders te betalen.[11]
Tussen 1610 en 1653 ondertekende Harmen alle wilkeuren van Anloo (voor zover ze door Heringa c.s. zijn uitgegeven).[12],[13]
In 1636 daagt zijn zoon Bastiaan Ottens hem voor de Etstoel. Het lijkt er op, dat Harmen borg voor zijn zoon had gestaan, maar later diens schuld ter hoogte van ruim 35 gulden aan Elle Geerts niet wilde betalen. Via de Etstoel wordt vader Harmen veroordeeld alsnog de schuld te voldoen.[14]
Op het lotting van 24-10-1655 keurt de Etstoel de verdeling van de goederen van Harmen Ottens door zijn (klein)kinderen goed.[15]
Jan Swartwolts en Harmtien Luitiens, Jan Swartwolts mede voor zijn zwager Engelbert Lucas tot Rotterdam, Jan Hindrickx voor zichzelf en als legitimus tutor van zijn kinderen bij zijn zal. huisvrouwen vader Harmen Hilbrants Cnuppel, Roelef Haecke voor Lammegen zijn huisvrouw, Jan Ottens voor Baweijen zijn huisvrouw, mede instaende voor zijn moeder Egbertien Meijeringhs en voor zijn broeder en zuster, voorn. Roelef Haecke en voorn. Jan Hindricks voget over wilen Bastiaen Ottens drie onmondige kinderen en mede instaende hun derselver swager en suster Ecke Jurriens en Wenneijen Ottens e.l., normaals Roelef Haecke als voormond over wilen Jan Ottens en Trijntien gewesene e.l. kinderen, gezamenlijke erfgenamen respective van wijlen Willem Ottens en gemelte Ariaentien Christoffers gewesene eheluiden, verkopn aan Elinck Goddens en Baweijen Claesen e.l. de gerechte helft van een huis met een camer ten Z. ervan aan de Oosterzijt in Heerstraete. Prijs niet genoemd maar voldaan.[16]

Tr.
Partner is Wennigje Bastiaans Vogelinge?

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Ottens, geb. circa 1590 te Anloo (zie IVa).

2.

 v 

Geesje Ottens, geb. circa 1590 te Anloo.
Otr. op 11-7-1609 te Groningen, tr. kerk op 11-7-1609 te Groningen.
Echtgenoot is Harm Hilbrants, geb. circa 1580 te Groningen.
De ondertrouwinschrijving noemt haar als dochter van Harmen Ottens van Anloo.
Herman Hilbrants Knuppel is op 28-10-1652 voormond over de kinderen van Jan Hindriks en wijlen Aaltje.

3.

 m 

Willem Ottens, geb. circa 1590 te Anloo.
De ondertrouwinschrijving tussen Willem en Grietje is: Willem Ottens, Harm Ottens te Anloo zoon, de zuster Gese de huisvrouw van Hindrik Hillebrands daarvoor comparerende ende Grietje Geerts bij de Heerepoort weduwe van wijlen Geert Geerts, present.
De ondertrouwinschrijving tussen Willem en Ariaantje is: Willem Ottens daarvoor Jan Ottens en Ariaantje Pieters, de weduwe van Pieter Boelens daarvoor Jan Swartwolt.

Tr. kerk (1) op 17-2-1622 te Groningen.
Echtgenote is Grietje Geerts, geb. circa 1590 te Groningen?
Otr. (2) op 4-11-1632 te Groningen.
Echtgenote is Ariaantje Christoffers, geb. circa 1575.

4.

 v 

Trijntje Ottens, geb. circa 1595 te Anloo, overl. voor 1654 te Anloo.
Egbert Anthoni en Dietert Jansen eisen in 1655 als volmachten van de crediteuren van wijlen Trijntjen Ottens het bedrag van 319 gulden van de weduwe van wijlen Harmen Ottens, van Anloo. De uitspraak van Etstoel luidt - na rapportage door twee etten - dat de weduwe en kinderen van Harmen nog een bedrag van 120 gulden schuldig zijn.[17]

5.

 m 

Bastiaan Ottens, geb. circa 1600 te Anloo (zie IVb).

6.

 m 

Jan Ottens, geb. circa 1600 te Anloo (zie IVc).

7.

 v 

Lammigje Ottens, geb. circa 1605 te Anloo.
Tr. kerk (1) circa 1625.
Echtgenoot is Steven Paping, molenaar, geb. circa 1590 te Annen? Overl. voor 1633, zn. van Harm Paping, gedeputeerde, en Willemtje Stevens Broeils.
Otr. (2) op 20-4-1633 te Groningen.
Echtgenoot is Arent Jacobs, geb. circa 1600 te Baflo.
Op 2-11-1641 wordt Roelof Haeck in plaats van Jan Jansen voogd over de kinderen van Arent Jacobs.
Op 8-8-1644 wordt Johan Hindriks ontslagen als voogd en Harman Hilbrants benoemd als voogd over de kinderen van Arent Jacobs en Lammetien.
Op 23-1-1655 wordt Jan Rijckens voogd over de twee kinderen van Lammetien Ottens en Arent Jacobs.

Otr. (3) op 15-8-1640 te Groningen.
Echtgenoot is Roelof Haak, geb. circa 1610.

8.

 v 

Aaltje Ottens.
Tr. kerk circa 1640.
Echtgenoot is Jan Hindriks Lussing, bakker, geb. circa 1610.
Bij zijn huwelijk met Hilletje was hij weduwnaar met kinderen. Ook ondertrouw te Noordlaren.
De mombers van de minderjarige kinderen van wijlen Jan Ottens te Haren, en van Bastiaen Ottens, Jan Ottens en van Jan Hinrix Lussinge bij wijlen zijn huisvrouw Aeltjen Ottens verzoeken op 24-10-1655 aan de Etstoel om goedkeuring van een accoord tussen te gemeenschappelijke erfgenamen van wijlen Harmen Ottens.[18]

9.

 v 

Wennigje Ottens.
Tr. kerk circa 1643.
Echtgenoot is Ecke Jurjens.
Op 17-2-1643 worden Arent Derks voormond en Warner Wijbens voogd voer de twee minderjarige kinderen van Ecke Julijens en Froucke.


IIIb Jacob Ottens, geb. circa 1570, overl. circa 1624, zn. van Jan Ottens (zie II).
Jacob Ottens wordt in 1600 voor het eerst genoemd als buur op een goorsprake.[19] In 1612 staat hij vermeld in het register van bezaaide landen.[20]
Samen met zijn vrouw Jeije Karst Wyffendr en zijn zwager Johan Eppinge en diens vrouw Jantje Karst Wyffendr kopen zij van hun schoonzuster Wemele Karst Wyffendr, weduwe van Berent Eninge op 11-6-1622 enige onroerende goederen, afkomstig van Karst Wyffen.[21]
In 1626 blijkt Jacob inmiddels te zijn overleden. Jeye, de weduwe van Jacob Ottens wordt dan genoemd als partij in een proces voor de Etstoel.[22] Een jaar later laat ze beslag leggen op de goederen van Geert Maethuys, die nog een bedrag van 50 gld. schuldig was. Geert verzet zich, maar krijgt van de Etstoel geen gelijk. Veel indruk lijkt het niet op Maethuys te hebben gemaakt, aangezien de zaak een jaar later weer voorkomt. Maethuys verschijnt niet en wordt daarom ´bij verstek´ veroordeeld tot het alsnog betalen van de 50 daalders.[23]
Jeije (Ottens, zoals zij meestal staat vermeld) wordt in 1630 samen met haar zwager Jan Lamberts Eppinge vermeld in 1630 als eigenares van drie grote erven in Gieten: het ´Ubben-erve´ het ´Hebbelinge-erve´ en een derde erf, waarvan geen naam is overgeleverd.
Zij had "mit haer kinderen" een erf te Gieten ter waarde van 8400 gulden, het hoogst aangeslagen huis in het hele kerspel Gieten.[24] In 1641 kwam Jeije in conflict met haar meyer Willem Lantinge.[25] Weliswaar kreeg Jeye op de goorsprake geen gelijk, maar het leidde er uiteindelijk wel toe, dat Willem de huur kreeg opgezegd en dat er een nieuwe meyer kwam: Geert Scheerhoren. Haar laatste vermelding dateert uit 1646, waarbij Geerts zoon Harmen Scheerhoorn nog als haar meyer staat vermeld.[26] In 1654 is dit huis afgebroken. De erfgenamen van wijlen Jeye Ottens, te weten Jan Ottens, Jan Hindricx Brouwer en consorten, hebben het afgebroken en te Noordlaren verkocht. De schuur is door Jan Roelofs op Bonnerveen overgenomen.[27]

Tr.
Partner is Jeie Karst, geb. circa 1570, dr. van Karst Wiffe, onderschout Gieten, schulte Gieten., en Hille N.N.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Ottens, geb. circa 1600 te Gieten (zie IVd).

2.

 v 

Wemeltje Ottens, geb. circa 1600 te Gieten, overl. na 1662.
Otr. (1) op 4-12-1629 te Groningen, tr. kerk op 3-1-1630 te Groningen.
Echtgenoot is Jan Reintijns, geb. circa 1600, overl. voor 1654, zn. van Reintijn Ottens.
Wemeltien bezit in 1654 enkele stukken grond te Gieten, alsmede 3/4 waardeel in de Gieter marke.[28] Het aantal waardelen in de marke van Gieten was altijd achttien. Bezitters van delen van waardelen hadden zowel rechten (bijvoorbeeld wijden van schapen op gemeenschappelijke gronden) als plichten (voornamelijk verschillende belastingen). In 1662 wordt Wemeltiens aandeel, samen met dat van wijlen haar zwager/neef Jan Ottens Weyer op 3/4 waardeel gesteld.[29]
Tr. kerk (2) op 15-1-1659 te Groningen.
Echtgenoot is Hendrik Glimmer.

3.

 v 

Hebeltje Ottens, geb. circa 1600 te Gieten, overl. na 1644 te Groningen.
Otr. op 3-5-1628 te Groningen, tr. kerk op 25-5-1628 te Groningen.
Echtgenoot is Jan Ottens Weyer, geb. circa 1598, zn. van N.N. Ottens.
Bij de ondertrouw is voor hem aanwezig Fennegijn Harmens? in Osterstrate en voor haar Hillegijn Pollinge.
In 1622/3 en in 1632 wordt een Jan Ottens burger van Groningen. Welke van beiden Jan Ottens van Anloo is, wordt helaas niet duidelijk. In 1632 is hij in ieder geval al burger, want als zodanig wordt hij vermeld als zijn gelijknamige neef en zwager Jan Ottens te Gieten hem voor de Etstoel daagt. Jan Ottens uit Gieten beweert namelijk Hebbeltien, de vrouw van Jan Ottens Weyer vanwege haar vaderlijke erfenis te hebben afgekocht. Later heeft Weyer echter het huis en de grond verkocht aan Albert Tjassens. Beide partijen krijgen drie weken de tijd om hun beweringen met bewijzen te staven. De zaak wordt doorgeschoven naar het volgende lotting.[30]
Pas twee jaar later vinden we het vervolg op de deze zaak. Beide partijen hebben inderdaad gehoor gegeven aan de oproep om bewijzen te leveren en allerlei documenten ingebracht. Wegens de "donckerheit" van de zaak "ende vermits deselve tuschen vrienden (hier bedoeld als familie) is gelegen", geven drost en 24 etten toestemming om de zaak door enkele goede mannen ´in der vruntschap te vereenigen´, of anders weer terug te komen.[31]
In 1636 betaalt Jan Ottens van Anloo het giltrecht van de stad Groningen. Op 20-3-1653 verkoopt Jan Ottens Weyer aan Willem Hidding een stuk land aan de "Varert" te Gieten.[32] In 1654 blijkt "Jan Ottens Weyer in Groningen" nog diverse gronden te bezitten in Gieten, afkomstig van Roelof Homans, alsmede 3/8 waar in de Gieter marke.[33] Het jaar erna wordt hij genoemd onder de naaste vrienden van Albert van Weeringa, een zoon van zijn nicht Aeltien Ottens. Hij is voor 1660 overleden, toen zijn zwager Berent van der Lippe als voormond en Herman Waerhuis samen met Hindrik Glimmer (een zwager van Hebbeltien) als voogden over zijn kinderen worden aangesteld[34], aangezien dan het aandeel van zijn kinderen in de Gieter marke, samen met dat van zijn eveneens te Groningen woonachtige nicht Wemelden Ottens op driekwart waar wordt gesteld.[35]

4.

 v 

Aaltje Ottens, geb. circa 1605 te Gieten, overl. na 1655.
Otr. (1) op 1-3-1634 te Groningen, tr. kerk op 23-3-1634 te Groningen.
Echtgenoot is Hillebrant van Wieringa.
Getuigen bij het huwelijk zijn dr. Wieringa en Jan Ottens. Hillebrant woont dan aan het Schuitendiep. Het lijkt erop dat Aeltien in of voor 1654 weer naar Gieten terugkeert en zich vestigt in het huis waar daarvoor Roelof Homans woonde (in het register nummer 22). In 1654 wordt ze aldaar vermeld, met de aantekening dat Jan Ottens, Jan Brouwer, (Jan Ottens) Waeyer, Weemele (Ottens), Willem Hidding en Harmen Meyers het grootste deel van de verbouw (achttien van de vijfentwintig mud bouwland) op zich hebben genomen. Het register vermeldt haar tevens als eigenaresse van 3/8 waar in de marke van Gieten.[36]
In 1655 verkrijgt Aeltien van de Etstoel toestemming om ten behoeve van haar oudste zoon Albert een stuk land in de Bonnermarke te verkopen, mede namens de "naeste vrenden van haere kinderen": Albert Tjassens, W(illem) Jacobs Swaveringe, Jan Ottens Weyer en Wemeltien Ottens, weduwe van Jan Reintijns. Voordat de drost en 24 etten toestemming geven, wordt bepaald dat eerst Jan Ottens te Gieten en Jan Hindricks Brouwer zullen worden gehoord.[37]
Aaltien hertrouwt omstreeks 1656 met Coop Jans Uddinge. Coop en Aeltien verkopen op 9-11-1657 een stuk land te Gieten aan Johan Eppinge en zijn vrouw Jantje.[38] De 3/8 waar in de Gietermarke, die Aaltien in 1654 bezit, staan in de lijst van 1662 op naam van haar tweede man Coop Uddinge.[39] Zijn laatste levensteken dateert van 1669, wanneer hij getuige is bij het huwelijk van zijn stiefdochter Wennechien. In het Haardstedenregister van 1672 komt zijn naam niet voor, zodat hij waarschijnlijk tussen 1669 en 1672 is overleden.

Tr. kerk (2) circa 1656.
Echtgenoot is Coop Udding, geb. circa 1605 te Eext, zn. van Jan Udding.
Willem Otto Meursinge te Eext is op 30-10-1644 eiser tegen Harmen Hamminge, Coop Uddinge en Jacob Meijeringe wegens een verwonding. De eiser wil dat de verweerders hem indemneren van een uitspraak d.d. 4-4-1644 tussen de eiser en Geert Poelmans in een zaak van een verwonding.
Verweerders moeten hun quota meebetalen.[40]
N.B.: er zijn twee Coop Uddinge´s, leeftijdgenoten geweest. De een is overleden voor 1637, de andere komt nog in 1644 voor.

5.

 v 

Lammigje Ottens, geb. circa 1610 te Gieten, overl. na 1650.
Tr. kerk voor 1650.
Echtgenoot is Jan Hindriks Brouwer, brouwer te Gieten, geb. circa 1610, overl. na 1667.
In 1647 zou brouwer Albert Tjassens hebben uitgescholden, waarop Tjassens Brouwer voor de Etstoel sleepte. Uiteindelijk kregen twee buren, Arent Buitinck en Johan t´Amelte, de opdracht de zaak in der minne te schikken.[41] In 1650 verkopen Jan en Lammechien een stuk land te Gieten.[42] Brouwer wordt in 1654 nog genoemd als erfgenaam van Jeye Ottens.[43] In 1667 betaalde Coop Udding "wegens Jan Brouwer" 7 stuivers en 8 penningen.

Handtekening Jan Hindriks[44]

6.

 v 

N.N. Ottens.
Niet zeker dat zij een dochter is van Jacob Ottens.
Tr.
Partner is Jacob Swavering.


IVa Jan Ottens, geb. circa 1590 te Anloo, zn. van Harm Ottens (zie IIIa) en Wennigje Bastiaans Vogelinge?
In 1627 voert Jan Ottens namens zijn vrouw Egbertje Meijering een proces tegen Cornelisje (Meijering), weduwe van Hendrick Knotte. Jan Ottens eist dat het testament van Jan Meijering Meijering uit 1626, waarin bepaald wordt dat Cornelisje een erfdeel in het Jobinge-erve en het Jacob Meijering-erve te Eext zou krijgen, ongeldig wordt verklaard. Er is volgens Jan Ottens namelijk sprake van erfgoederen en dan zijn alle erfgenamen gerechtigd. Het verweer luidt, dat de goederen gekocht zijn door de testator. Verder zou Jan Ottens niet de juiste man zijn om tegen het testament in te gaan, aangezien er nog volle broers van de testator in leven zijn, terwijl Egbertje slechts "de testator broeders dochter" is. De zaak gaat naar de volgende lotting.[45] Op de lotting van 1628 zien we beide partijen dan ook weer tegenover elkaar staan. Cornelisje, inmiddels hertrouwt met Gabbe Lijpkens, voerde een getuigenis aan, waaruit zou blijken, dat de erfenis inderdaad uit aangekochte gronden bestond. Ook Jan Ottens heeft bewijzen bij zich, alsmede een bewijs voor de bewering, dat Jan Meijering Meijering zijn testament later heeft herroepen.[46] De leden van Etstoel stellen Jan Ottens en zijn vrouw uiteindelijk in het gelijk. Jaren later, in 1651, staan beide partijen weer voor het gerecht. Nu hebben beide partijen echter het zelfde doel: recht halen in verband met de erfenis van Albert Meijering. In beide gevallen oordeelde de Etstoel, dat men het maar in der minne moest schikken door middel van tussenkomst van Barelt Julsing en Roelof van Selbach.[47]
Op 17-5-1654 verkopen Egbert Ottens en zijn vrouw Swantien aan zijn moeder Egbertien Meijering van een zuider kamer met de zuider akker gelegen ten oosten van de Heereweg te Haren verleden voor de gezworenen w.o. Roeleff Rummerink, Thies Rummerink en Johannes Rummerink.[48]
Egbert Ottens en Jan Ottens voor zich en als lasthebbende van hun moeder Egbertje Meijering zijn eisers in een geschil voor de Etstoel tegen de erfgenamen van erfgenamen van wijlen Grietje Meijering te Eext. Het betreft een geschil over de erfenis van wijlen Albert Meijering. Volgens verweerder is de citatie alleen ten huize van Jan Meijering gebeurt, die geen volmacht heeft van de andere erfgenamen.[49] Ook in 1655 komt deze zaak weer voor de Etstoel.[50]
Op 27-3-1655 is er weer sprake van dit geschil. Egbertje Meijering, weduwe van Jan Ottens voor haar en haar kinderen eisen hun deel van de erfenis van van Johan Meijering te Eext voor hem en de andere erfgenamen van wijlen Grietje Julsing anders Meijering.
De eiser een is dochter van wijlen Jan Campinge, die een broer is geweest van wijlen Albert Meijering te Eext, waarmee zij erfgenaam is van de goederen van Albert Meijering. Volgens verweerder zijn er meerdere sententies in het verleden geweest (o.a. 1-6-1618) in geschillen tussen Jan Campinge en Griete Meijering. Er is volgens verweerder een afkoop geweest op 26-4-1624, waardoor de eiser geen recht heeft op de erfenis.[51]
Kinderen: Jan Ottens en Egbert Ottens.

Tr. kerk circa 1615.
Echtgenote is Egbertje Meijering, geb. circa 1585, dr. van Jan Camping Meijering.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Egbert Ottens, geb. circa 1615, overl. na 1651.
Tr.
Partner is Swaantje N.N.

2.

 m 

Jan Ottens, geb. circa 1617 (zie Va).

3.

 v 

N.N. Ottens.


IVb Bastiaan Ottens, geb. circa 1600 te Anloo, zn. van Harm Ottens (zie IIIa) en Wennigje Bastiaans Vogelinge?
In 1630 eist Bastiaan Ottens[52] namens zijn vrouw van Roelof Meursing een schuldbekentenis terug, die al jaren daarvoor door de mombers van zijn vrouw zou zijn terugbetaald.[53] In 1630 wordt Bastiaan vermeld als voor een derde eigenaar van het erf van zijn vader Harmen Ottens te Anloo, samen met zijn broer jonge Jan Ottens. Voor 1644 is hij overleden en laat onmondige kinderen na. In 1644 is hij reeds overleden, wanneer Egbert Antoni als voogd over zijn onmondige kinderen wordt aangesteld. Zijn weduwe hertrouwt vóór 1648 met Rutger Jansen, van Haren.
In 1648 speelt namelijk een proces voor de Etstoel tussen Rutger Jansen, wonende te Haren namens zijn stiefdochter Jacobje Ottens tegen Geert Schilt te Groningen, inzake gedane trouwbeloften. Het is niet zeker, maar wel waarschijnlijk, dat Jacobje op dat moment zwanger is.[54]
Kinderen: Boele, Jacobje, Bastiaan, Jacob, Wennigje, Hindrikje Ottens.

Tr.
Partner is Hindrikje Meijering, geb. circa 1610, dr. van Meijering Meijering en Jantje Julsing.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Boele Ottens, geb. circa 1627 te Anloo (zie Vb).

2.

 v 

Jacobje Ottens, geb. circa 1632 te Anloo.
Otr. (1) op 1-8-1657 te Groningen, tr. kerk op 26-8-1657 te Groningen.
Echtgenoot is Hans Hermans Hiddinga, geb. circa 1630.
Getuige bij de huwelijksregistratie is Boele Ottens als broer.
Op 28 november 1666 wordt Boele Ottens voogd over één kind. Dat zal echter jong zijn overleden, aangezien ook dat kind in geen van de testamenten wordt genoemd.[55]

Otr. (2) op 8-9-1666 te Groningen.
Echtgenoot is Harm Alberts, ruiter onder majoor Verhey, geb. circa 1630.
Getuige bij het huwelijk tussen Harm Alberts en Jacobje Ottens is haar broer Jacob Ottens.
Tr. kerk (3) circa 1670.
Echtgenoot is Wicher Jans.
Otr. (4) op 23-12-1671 te Groningen, tr. kerk op 12-1-1672 te Groningen.
Echtgenoot is Harm Hindriks Dekens, boekhouder, geb. voor 1645 te Gieten, overl. na 1717 te Groningen.
Vertegenwoordiger bij de registratie van het huwelijk te Groningen is voor haar Albert Abberingh als neef. Zij wordt vermeld als weduwe van Harm Alberts.
In 1672 wordt zij nog genoemd te Anloo als eigenaresse van het Ottens-erve, dat voor 1 1/4 waar gerechtigd is in de 15 waardelen van Anloo. Vóór 1672 was dat 1 1/2 waar, maar 1/4 waar daarvan was inmiddels afgesplitst en verkocht aan Eppe Wiltens, de molenaar van Anloo.[56] In 1684 worden de gemene bossen van Anloo gescheiden onder de gewaardeelden. Uiteraard vinden we hier weer de familie Ottens terug. Jacobje wordt samen vermeld met Luityen Tebinge en Bastiaan Vogelinge. Het is bekend dat Luityen Tebinge gehuwd was met Wennechien Ottens, die we daarom ook als zuster van Jacobje kunnen aanmerken.[57] Met Bastiaan Vogelinge kan al leen maar haar broer Bastiaan Ottens zijn bedoeld.
Jan Lauwerents Lentinck, schulte van Borger is op 12-11-1678 voor de Etstoel eiser tegen Harm Deeckens namens zijn vrouw Jacobjen Ottens, eerst gehuwd geweest met Wicher Janssen te Anloo. Het betreft panding voor 175-0-0 wegens onbetaalde obligatie. De eiser kan de panding niet bewijzen.[58]
Harm Deekens is momber over de kinderen van Boele Ottens en Elisabeth op 30-8-1677. Jan Vriese en Ernst Dijmer zijn voogden.
Harm Deeckens en Geerdt Steenbargen zijn op 16-6-1691 voogden over het minderjarige kind van Jan Vries bij Grietje Ottens verwekt. Lucas van Vries is voormond. Jan van Vries tr. op 5-5-1671 met Grietien Ottens, wed. Harmen Valck waarbij Boele Ottens aanwezig is als neef.
Harm Dekens is voogd over het kind van wijlen Derck Lagemans en Hinderickien Wieringe op 15-4-1692.
Harm Deeckens is voormond over de minderjarige kinderen van Albartus Arnoldi en Catharina Ottens op 11-11-1696.
Jacobje Ottens en haar derde man Harmen Dekens hebben in verschillende jaren testamenten opgemaakt.[59] In het testament van 1694 verklaart Jacobje dat het ouderlijk huis aan de kinderen van haar zusters zal komen. Het laatste gemeenschappelijke testament dateert van 5-6-1706. Hierin legateert zij aan haar achternicht Wildina Wiltens haar huis in de Geltingestraat te Groningen. Eppo Wiltens, broer van Wildina, krijgt een bedrag van 200 daalder.
Harmen Dekens en Jacobje Ottens zijn in 1709 samen getuige bij het huwelijkscontract tussen Lolcke Lolckesen Heiltien Ottens. In het testament van Harmen Dekens van 1717 wordt Elsien van Lingen genoemd als erfgenaam voor een legaat van 100 daalder.

3.

 m 

Bastiaan Ottens, geb. circa 1633 te Anloo (zie Vc).

4.

 m 

Jacob Ottens, geb. circa 1635 te Anloo.
Hij is getuige bij het huwelijk van zijn zuster Jacobje in 1666.

5.

 v 

Wennigje Ottens, geb. circa 1638 te Anloo, overl. op 22-6-1688 te Anloo.
Tr. kerk (1) circa 1660.
Echtgenoot is Pieter Meijering, geb. circa 1635, overl. voor 1665 te Eext, zn. van N.N. Meijering.
Op 16-12-1665 wordt voor de begrafenis van Pieter en van zijn kind betaald.
Tr. kerk (2) op 23-9-1666 te Gasselte.
Echtgenoot is Luichje Tebinge, geb. circa 1627 te Gasselte, begr. op 13-1-1685 te Anloo, zn. van Jan Tebinge en Lamme N.N.
In 1657 30 jaar oud.[60]
Albertus Conradus Fabritius, predikant te Gasselte is op 6-6-1676 eiser tegen Luitje Tebinge te Gasselte. De eiser wil annulering van een testament door Luijtien Tebinge de schoonvader van eiser en Wennichjen zijn huisvrouw d.d. 8-4-1670 hebben gemaakt. Volgens eiser is het testament niet behoorlijk ondertekend. De eiser krijgt gelijk.[61]
Op 8-6-1686 wordt aan de weduwe van Luichje Tebinge de helft van 135 gulden betaald wegens achterstallige koopschatten uit de boedel van Harm Willems te Eext.[62]

Hantekening Luitje Tebinge[63]

6.

 v 

Hindrikje Ottens, geb. circa 1640 te Anloo.
Tr. kerk op 26-1-1661 te Groningen.
Echtgenoot is Harm Alberts, geb. circa 1640.
Getuige bij het huwelijk is voor haar Roelof Haeke als voormond.


IVc Jan Ottens, geb. circa 1600 te Anloo, zn. van Harm Ottens (zie IIIa) en Wennigje Bastiaans Vogelinge?
Getuigen bij het huwelijk zijn Gese Harmens (= Geessien Ottens), zuster van Jan Ottens, en Grete Willems, de moeder van de bruid.
In 1630 wordt hij nog vermeld als 1/3 eigenaar van het erf van zijn vader, Harmen Ottens te Anloo.
Hij woont dan reeds te Haren, waar hij in dat jaar wordt vermeld als eigenaar van 10 grazen land.[64]
Hij overleed vóór 1651 toen Roelof Haeck als voormond. Luitjen Geerts en Dietert Jansen als voogden over zijn kinderen werden aangesteld.[65]

Otr. op 5-1-1628 te Groningen, tr. kerk op 3-2-1628 te Groningen.
Echtgenote is Trijntje Geerts, geb. circa 1600 te Groningen, dr. van Geert N.N. en Grietje Willems.

Uit dit huwelijk:

1.

 v 

Wennigje Ottens, geb. circa 1630.
Tr. kerk circa 1660.
Echtgenoot is Marten Siwerts, geb. circa 1630.

2.

 v 

Grietje Ottens, geb. circa 1630 te Haren.
Tr. kerk (1) op 7-11-1657 te Groningen.
Echtgenoot is Harm Valcke.
Bij het huwelijk van Herman Valk en Grietje Ottens geen getuigen.
Op 25-5-1671 wordt Gerrit Mucerus voormond over de drie kinderen van Harm Valcks en Grietje Otens. Op 8-6-1671 wordt Jan Vriese voogd over de kinderen.

Tr. kerk (2) op 5-5-1671 te Groningen.
Echtgenoot is Jan Vriese.
Bij de huwelijksregistratie tussen Jan van Vries en Grietje Ottens zijn voor de bruidegom aanwezig Luit. Meijnts, en voor haar Boele Ottens als neef.
16 juni 1691 Lucas van Vries angesworen als voormondt over het minderjarige kindt van Jan Vries bij Grietien Ottens in echte verweckt. Harmen Deeckens en Geert Steenbargen ad idem als voogden.

3.

 m 

Willem Ottens, geb. circa 1630 te Haren (zie Vd).

4.

 m 

Jan Ottens, geb. circa 1635 te Haren (zie Ve).

5.

 m 

Jacob Ottens, geb. circa 1635 te Haren (zie Vf).


IVd Jan Ottens, geb. circa 1600 te Gieten, overl. op 1-10-1680 te Gieten, zn. van Jacob Ottens (zie IIIb) en Jeie Karst.
Hij wordt in 1630 genoemd te Gieten met een huishouding van 9 personen.[66]
Op 21-6-1635 verwilkeuren de buren van Gieten, dat niemand meer turf op de Alersche Maet zou werpen, op straffe van een boete van 10 goudgulden aan de drost en een halve ton bier aan de buren. Tot de ondertekenaars behoorden onder andere Jan Ottens en zijn oom Jan Eppinge. In 1641 is Jan Ottens betrokken bij de verdeling van venen en dalgronden te Bonnen. In datzelfde jaar worden ook de gronden, welke buiten de scheiding waren gehouden, beschreven.[67]
Op 11-9-1645 wordt de erfenis van Otto ten Heest verdeeld tussen Jan Ottens en Trientien Campinge, Otto´s tweede vrouw, enerzijds en Willem Hamminge, Trientiens (voor)zoon, anderzijds.[68] Diverse personen ondertekenden de acte: Willem Hidding, Roelof Homans, Jan Eppinck, Barelt Julsing, Jan Jans Meijeringe, Geert Harmens, Jan van Amen, Harmen Hilbinge en Harmen Hidding. Dit zullen niet allemaal familieleden zijn geweest, maar sommigen (helaas is niet genoteerd wie) worden als mombers aangemerkt en die zullen mogelijk familie zijn geweest.
In 1647 wordt er een proces gevoerd inzake de erfenis van de familie Ten Heest.[69] Roelof Homans, Jan Eppinge, Jan Meijering en Barelt Mensing treden op als mombers over de kinderen van wijlen Jan ten Heest, die een broer blijkt te zijn geweest van Aeltien, de vrouw van Jan Ottens. Jan Ottens is dan ook de tegenpartij. De zaak gaat om een stuk land, afkomstig van Jantijn ten Heest, die resp. grootmoeder en moeder van partijen wordt genoemd. De datum van haar testament (20-1-1646) zal echter een fout zijn, aangezien Otto ten Heest (de echtgenoot van Jantijn) reeds in 1645 een vrouw Trientien Campinge naliet.
Een jaar later, in 1648, draagt Jan Ottens een stuk land in de marke van Bonnen, dat hij in mandelig (gemeenschappelijk) bezit had met Jan Hilbinge, over aan Willem Hiddinge en zijn vrouw Lammechien (Hilbinge).[70]
In 1656 wordt beslag gelegd op de goederen van Jan Ottens in verband met een openstaande schuld door Claes van Holle. Ook Jan Eppinge was hiervan het slachtoffer. Met diezelfde Claes van Holle had Jan Ottens regelmatig problemen.[71],[72]
In 1664 hebben de beide kemphanen elkaar uitgescholden. Jan heeft Claes uitgescholden voor dief, terwijl Claes Jan voor een "hoorendraeger" had uitgemaakt.[73] De zaak wordt uiteindelijk in der minne geschikt.
Op 4-12-1660 verkoopt Jan Ottens, mede voor Hindrick Jacobs en Jan ten Heest aan Johan Canter een akker in de Heesebos te Gieten.[74] Uit 1662 is een rekening van Jan Ottens bewaard gebleven, lopende van 1654 tot 1662.[75] In datzelfde jaar blijkt hij 2 1/2 waardeel te bezitten, waarmee alleen zijn neef Jan Eppinge (3 1/2 waardeel) en Jan Canter (3 1/4 waardeel) meer bezitten.[76]
In 1666 koopt hij op een openbare verkoop van de erfgenamen van de heer Sijgers een stuk grond voor 100 daalder.[77]
Op 25-11-1668 ruilt hij, samen met zijn meerderjarige zonen (Jacob, Hendrick en Otto), enkele stukken land met Lambert, Carst en Jan Eppinge, zijn neven van moederszijde. Ten eerste verdelen ze grond en bossen in De Heese, waarbij de Eppinge´s de westzijde kregen en Jan Ottens het oostelijke deel. Eppinge verkrijgt daarnaast de "Ronde Busschen", inclusief de ondergrond, een goorde in de buiten-goorden tussen Luyten Deckens en Sloots, een stuk weide in de "Noortveensche Dallen" en enig hooiland in het ´Noortende´. Jan Ottens verkrijgt grond en bos in het Dwarsbosje, strekkende tot aan de "Ronde Busschen", en een akker langs het dwars-bosje. Eppinge verkreeg het recht van "vrije drift en vaert" om in de "Ronde Busschen" te komen. Tenslotte krijgt Jan Ottens het Eppinge land.[78]
In 1671 ligt Jan Ottens overhoop met Tije Jansen en Harmen Scheerhoorn uit de Veenhof, omdat de beide heren varkens hadden geweid op de landerijen van Jan Ottens.[79] In datzelfde jaar tekende zijn zoon Otto in zijn plaats een wilkeur: "Otto Ottens, van wegen myn vader Jan Ottens".[80]
Pas op zeer late leeftijd wordt hij tot lidmaat van de kerk van Gieten aangenomen - overigens samen met zijn zoon Otto - en wel op 6-9-1678: nadat hij "haar een tydtlanck hadden geabsenteert".

handtekening Jan Ottens[81]


Tr. kerk circa 1630.
Echtgenote is Aaltje ten Heest, geb. circa 1610 te Gieten, overl. op 6-3-1682 te Gieten, dr. van Otto ten Heest en Jantien N.N.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jacob Ottens, geb. circa 1630 te Gieten (zie Vg).

2.

 v 

Wennigje Ottens, geb. voor 1635 te Gieten, overl. na 1702.
Barelt was in 1683 voogd over de kinderen van zijn zwager Hendrick Ottens.
Tr. kerk circa 1655.
Echtgenoot is Barelt Julsing, geb. voor 1620 te Eext, overl. circa 1675 te Eext, zn. van Barelt Julsing, ette voor het Oostermoer van 1649 tot 1668, en Lammigje Aling.
Barelt Julsinge de jongere en consorten zijn op 8-6-1669 eisers tegen Albert Meursinge te Eext. De verweerder zou een schuur op de buurmarke van Eext gezet hebben voor een deel voor de bansedeur van de eiser. Eiser wil dat de schuur afgebroken wordt.[82]
Barelt is in 1683 voogd over de kinderen van zijn zwager Hendrick Ottens.[83]
Jacob Ottens, Baerelt Julsinge en Albert Meyeringe, mombers over de drie onmondige kinderen van Hindrick Ottens te Eext zijn op 11-6-1683 eisers tegen Willem Homan als gehuwd met de oudste dochter van Hindrick Ottens en
als zodanig beheerder van de boedel. De eisers willen een staat en inventaris van tilbare goederen. Volgens de verweerder zijn de goederen zijn eigendom vanwege het huwelijkscontract d.d. 20-8-1681.[84]
Barelt Julsing de Jonge wordt in het haardstedenregister van 1672 te Eext genoemd met een vol erf. In 1691 wordt de weduwe van Barelt Julsing genoemd als keuter.

3.

 m 

Hindrik Ottens, geb. circa 1635 te Gieten (zie Vh).

4.

 v 

Jantje Ottens, geb. circa 1644 te Gieten, overl. 1686 te Zuidlaren.
Tr. kerk 1669 te Zuidlaren.
Echtgenoot is Roelof Sissing, geb. circa 1640 te Zuidlaren, overl. 8-1719 te Zuidlaren, zn. van Hindrik Sissing en Berentje Derks.
Op 12-9-1669 worden Roelof Sissing en Jantien Ottens als lidmaat te Zuidlaren aangenomen. Jantien met attestatie uit Gieten.
Op 7-12-1682 koopt Cornelis van Holle van Tonnis Willems te Bonnerveen een stuk hooiland bij Gieter Diep, genaamd De Harsem, tegenwoordig door de koper gebruikt, ten noorden Mensinge, door verkoper bij openbare uitmijning door Otto Ottens, Carst Ottens en Roelof Sissing verkocht.[85]
Carst Ottens is op 11-11-1684 eiser voor de Etstoel tegen Jacob Ottens. Carst wil betaling van 170 gulden wegens kooppenningen door eiser aan Roeloff Sissinge betaald. De akte geeft dat Carst en Jacob broers zijn en Roelof Sissinge de zwager is van beiden.[86]
Roelof Sissing wordt in de haardstedenregisters te Zuidlaren genoemd in 1691, 1692, 1693 en 1694 met 3 paarden.
Bij zijn overlijden staat dat hij is overleden aan: "swaar accident aan het been"
.

5.

 v 

Hilligje Ottens, geb. circa 1645 te Gieten, overl. v. 11-1695.
Tr. kerk voor 1675.
Echtgenoot is Jan Reijnders Bloemberg, geb. circa 1645 te Lheebroek, overl. voor 1696, zn. van Roelof Jans Bloemberg en Hille Jans.

6.

 m 

Otto Ottens, geb. circa 1646 te Gieten (zie Vi).

7.

 v 

Grietje Ottens, geb. circa 1648 te Gieten, overl. na 11-1695.
Tr. kerk voor 1670.
Echtgenoot is Jan Roelofs Bloemberg, geb. circa 1645 te Lheebroek, overl. voor 1696, zn. van Roelof Jans Bloemberg en Hille Jans.
Jan Roelefs Bloembergh en Grietien Otten e.l., van Dwingeloo worden op 5-6-1670 lidmaat te Westerlee. Jan Roelofs en Grietje Ottens worden lidmaat te Zuidlaren, met attestatie van Westerlee, op midwinter 1675. Het gezin gaat daarna terug naar Dwingeloo. Hij wordt in 1681 landdagcomparant voor Dwingeloo en in 1685 treedt hij toe tot het broederschap van Sint Anthonie.
Over Jan Roelofs zijn verder weinig gegevens bekend, behalve dat hij op midwinter 1683 aan Rabbe "´t gelt laat opseggen".
[87]
Jan Geerts voor zich en Jan Reinders als hoofdmomber over de kinderen van Jantien Roelofs bij Jan Geerts verwekt zijn voor de Etstoel op 19-10-1690 eiser tegen Grietien Jans. wed. van wijlen Jan Roeloffs. Het betreft de betaling van 250 gulden, de helft van 500 gulden. De andere helft ten laste van verweerders kinderen. Dit volgens voorwaarden tussen Jan Geerts en Jantien Roeloffs dd. 8-10-1674 wegens afboelpenningen. De vader van Jantien Roeloffs is Roeloff Jansens Bloemberch. Volgens verweerder was een andere dochter voor minder afgekocht, namelijk 2500 gulden, en kon het restant bedrag van 500 gulden niet kloppen. Er is ook een zoon Jan Bloemberch. Dit is zeer waarschijnlijk de man van de verweerder.
[88]

Handtekening Jan Roelofs Bloemberg[89]

8.

 m 

Carst Ottens, geb. circa 1650 te Gieten.
Carst Ottens leent in totaal 550 gulden van Boele Hamming en Warmoltien Epping; hij bevestigt dit nog eens op 8-12-1682. Op 14-4-1694 lost hij de lening af.[90]
Op 27-9-1684 bevestigen Carst en Swaentien dat zij twee jaar tevoren geld hadden geleend van Jan Schuiten, die echter intussen is overleden. De erfgenamen van Jan Schuiten zijn Harmen Tonnijs, Lucas Sickinge, Roelof Maets, Jan Maets en de weduwe van Roelof Freiïcks in de Veenhof.[91]
In februari 1685 sterft Swaentjen in het kraambed, samen met het kind. Na haar dood jaagt Carst zijn erfdeel er door; vermoedelijk is hij aan de drank. Zijn deel van het vaderlijk erfgoed verkoopt hij voor duizend gulden aan zijn broer Otto. Zijn broers Otto, Jacob en Hendrick en zijn zwager Olde Jan Bloemberch vrezen dat Carst al zijn geld zal verdrinken en eisen dat de Etstoel voogden over hem aanstellen. Dit gebeurt inderdaad in juni 1688. De broers en zwager worden tot momber aangesteld en Carst is verplicht te gaan werken in plaats van zijn geld te verteren.[92] Vanaf dat moment lijkt alles weer goed te gaan.
Getuigen bij het huwelijkscontract tussen Carst Ottens en zijn tweede vrouw Frouwke Emmens zijn:
Zijn kant: Jacob Ottens en Hendrick Ottens, broers.
Haar kant: Focco Luitjens, stiefvader, Martjen Meinders, moeder; Hillebrandt Meinders, oom; Hemmo Tonckens, pr.vmd.; Eppe Luppes, neef.[93]
Carst Ottens heeft slechts zes a zeven jaar van dit tweede huwelijk mogen genieten, want hij overlijdt vóór 12 november 1695. Erfgenamen zijn alle broers en zusters, of hun kinderen, elk voor 1/7 deel. Elisabeth van Holle koopt alle erfgenamen uit, met uitzondering van Jantien Julsing, de weduwe van Jacob Ottens.[94]

Tr. kerk (1) 1684 te Gieten.
Echtgenote is Swaantje Sijbering, geb. circa 1660 te Anloo, overl. op 17-2-1685 te Gieten.
Tr. kerk (2) circa 1688.
Echtgenote is Frouwke Emmens, geb. circa 1661 te Wagenborgen, dr. van Emmo Fransen en Martje Meinders.


Va Jan Ottens, geb. circa 1617, overl. na 1651, zn. van Jan Ottens (zie IVa) en Egbertje Meijering.
Tr. kerk circa 1652.
Echtgenote is Bauwe van der Stappen, geb. circa 1625, dr. van Andries van der Stappen en Jeije Abbring.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Luidolph Ottens, ged. op 10-12-1653 te Groningen.

2.

 m 

Ludolphus Ottens, ged. op 11-1-1658 te Groningen.

3.

 v 

Geesje Ottens, ged. op 21-10-1665 te Groningen.


Vb Boele Ottens, geb. circa 1627 te Anloo, zn. van Bastiaan Ottens (zie IVb) en Hindrikje Meijering.
Bij het huwelijk met Niesje Haijens is Ecke Jurjens. Ook Jan Ottens is geconsenteerd. Bij het huwelijksregistratie met Elisabeth Dijmers is Jan Dijmer als vader aanwezig.
De oudste vermelding van Boele betreft zijn inschrijving als koekebakkersknecht in Groningen in 1644, toen hij tussen de veertien en negentien jaar oud was. In 1653 wordt hij ingeschreven als lid van
het bakkersgilde te Groningen. Hij heet dan van Haren afkomstig te zijn. Dit is zeer goed mogelijk, aangezien zijn moeder met haar tweede echtgenoot te Haren woont.
Op 7-7-1668 koopt Boele de beide kinderen uit zijn eerste huwelijk af van de boedel van hun moeder. Hun voogd is dan Jan Hayens, een broer van hun moeder.[95] Op 30-8-1677 wordt Harmen Dekens aangezworen als voormond over Boele Ottens kinderen bij Elisabeth verwekt, en gedurende de scheiding Jan Vriese ad idem als voogd en Ernst Dijmer als voogd.[96]

Otr. (1) op 2-4-1653 te Groningen, tr. kerk op 3-5-1653 te Groningen.
Echtgenote is Niesje Haijens.
Otr. (2) op 30-5-1668 te Groningen, tr. kerk op 18-6-1668 te Groningen.
Echtgenote is Elisabeth Dijmers, dr. van Jan Dijmers en Stijntje N.N.

Uit het eerste huwelijk:

1.

 v 

Jeichje Boelens, ged. op 11-3-1654 te Groningen.
Tr.
Partner is Gerrit Kaskee.

2.

 m 

Bastiaan Boelens, ged. op 13-1-1656 te Groningen (zie VIa).

Uit het tweede huwelijk:

3.

 m 

Jan Boelens, ged. op 9-9-1669 te Groningen.


Vc Bastiaan Ottens, geb. circa 1633 te Anloo, overl. op 6-12-1697 te Anloo, zn. van Bastiaan Ottens (zie IVb) en Hindrikje Meijering.
Bastiaan Ottens is waarschijnlijk identiek aan Bastiaan Vogelinge. Op 22-5-1660 speelt er voor de Etstoel een proces af tussen Bastiaan Bastiaans Vogelinge te Anloo enerzijds en Geesje Tebinge, weduwe van Jan Freriks is de Veenhof, op dat moment de echtgenote van Peter Lamberts te Zuidlaren inzake een lening van 100 gulden, waarvan de helft nog terugbetaald moest worden.[97] Geesje verklaart onder ede niet te weten, dat haar eerste man het geld had geleend, waardoor de eis ´van onwaerde´ wordt verklaard.
In de wilkeur van 1672 wordt Bastiaan Vogelinge direct na de meyer (pachtboer) van de familie Ottens vermeld als gebruiker van 1/4 waar (de meyer van Ottens voor een heel waar). Samen hebben ze dus de 1 1/4 waar, waarover de familie Ottens de beschikking had. In 1684 wordt hij samen met zijn zuster Jacobje en zwager Luitien Tebinge vermeld. Alleen bij zijn overlijden op 6-12-1697 staat hij als Bastiaan Ottens vermeld.

Tr.
Partner is Jantje N.N.

Uit dit huwelijk:

1.

 v 

Hindrikje Bastiaans Ottens, geb. circa 1670, overl. op 15-1-1695 te Anloo.
Tr. kerk (1) circa 1688.
Echtgenoot is Wilte Eppens, molenaar, geb. circa 1666 te Anloo? Overl. op 2-3-1691 te Anloo, zn. van Eppe Wiltens Meulenborg, molenaar te Anloo, en Roelofje Jans Rommering.
Tr. kerk (2) circa 1694.
Echtgenoot is Jan Jans, geb. circa 1670, overl. na 1695.

2.

  

N.N. Ottens, begr. 1662 te Anloo.
Begraven als kind van Bastiaan Vogelinge.

3.

  

N.N. Ottens, begr. 1665.
Begraven als kind van Bastiaan Vogelinge.


Vd Willem Ottens, geb. circa 1630 te Haren, zn. van Jan Ottens (zie IVc) en Trijntje Geerts.
Bij de ondertrouw is voor hem aanwizig Egbert Anthoni, en voor haar J. Carels?? als vader. Otr. op 5-2-1651 te Groningen.
Echtgenote is Geertje Jacobs, geb. circa 1630 te Groningen.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Ottens, ged. op 24-8-1651 te Groningen.


Ve Jan Ottens, geb. circa 1635 te Haren, zn. van Jan Ottens (zie IVc) en Trijntje Geerts.
Jan Ottens en Roelefien zijn huisvrouw worden lidmaat te Westerlee in 1669.
Jan Ottens en Roelfien Arents lenen op 28-12-1672 van hun verre neef en nicht, maar tevens plaatsgenoten Jan Roelofs Bloemberch en Grietien Ottens een bedrag van 100 gulden.[98]
Jan overleed omstreeks 1674/5; voogd over zijn en Roelfiens kinderen is Willem Ottens, waarschijnlijk een broer van de vader. Andere voogden zijn Roelof Arents en Eppo Jan Coerts.[99] Volgens dat contract kunnen de kinderen nog rechten doen gelden uit hun vaders nalatenschap in Drenthe. Jans weduwe hertrouwt in 1676 met Wilcke Dercks. Bij het huwelijk treden onder andere haar broer Roelof Arents en haar zuster Arentien Arents op als getuige.

Tr. kerk voor 1669.
Echtgenote is Roelofje Arents, geb. te Westerlee?

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Hindrik Ottens, ged. op 8-5-1670 te Westerlee.

2.

 m 

Arent Ottens, ged. op 26-1-1673 te Westerlee.


Vf Jacob Ottens, geb. circa 1635 te Haren, zn. van Jan Ottens (zie IVc) en Trijntje Geerts.
Tr. kerk op 6-10-1678 te Uithuizermeeden.
Echtgenote is Lubbe Derks Eusema.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Derk Ottens, ged. op 6-7-1679 te Uithuizermeeden.

2.

 m 

Derk Ottens, ged. op 17-10-1680 te Uithuizermeeden.

3.

 v 

Egberdina Ottens, ged. op 5-3-1682 te Uithuizermeeden, overl. 1751 te Groningen.
Otr. op 9-11-1701 te Groningen.
Echtgenoot is Albertus Cost, ged. op 3-10-1669 te Deventer, overl. op 19-5-1730 te Groningen, zn. van Johannes Cost en Catharina van Wijck.
Aanwezig bij de ondertrouw is voor haar scholte Jan Ottens als neef.


Vg Jacob Ottens, brouwer, herbergier, geb. circa 1630 te Gieten, overl. 1693 te Gieten, zn. van Jan Ottens (zie IVd) en Aaltje ten Heest.
De vroegste vermelding van Jacob Ottens dateert van 1666, wanneer hij als getuige optreedt bij een lening.[100] In 1671 ondertekent Jacob Ottens met zijn broers Otto en Hindrick een wilkeur in verband met de Oostermoerse venen.[101]
In 1673 treedt hij namens het Oostermoer op als landdagcomparant. Hij is in 1687 armvoogd van de hervormde kerk te Gieten.
In 1682 lenen Jacob en zijn vrouw Jantien 2000 gulden van hun neef en nicht Derk Lageman (gehuwd met Hillichien Hillebrants van Wieringa) en Wennechien Hillebrants van Wieringa, weduwe van Aeldert Aelders.[102] Enkele maanden later lenen zij van Boele Hamming en Warmoltien Epping volgens obligatie van 26-5-1680 een bedrag van 600 gulden. Daarnaast blijken zij nog schuldig 50 gulden, afkomstig van obligaties van 8-12-1659 en 20-12-1669.[103] Diezelfde dag tekenen ze een schuldbekentenis voor Carst Huisinge en Wibbegien Mensinge, zijn huisvrouw, te Gieten een bedrag van 500 gulden, volgens een obligatie van 10-7-1669.[104] Daarnaast nog een bedrag in verband met een obligatie van 6-5-1680 en 1-5-1681. Tenslotte zijn ze schuldig aan Roeloffien Nieuwenhuis, weduwe van Lambert Eppinge volgens obligaties van 10-7-1669 en 20-12-1669 een bedrag van 2250 gulden.[105]
Jacob Ottens en zijn vrouw samen op 23-12-1682 te Gieten belijdenis doen.
Op 3-2-1690 komen de markegenoten van Gieten bijeen om enkele stukken grond te verdelen. Hierbij waren Willem Ottens namens zijn vader Jacob Ottens en Otto Ottens aanwezig.[106] Jacob en consorten ontvingen het noordelijke deel van het Westerveldt, gelegen ten westen van Gieten en het zuidelijke deel van het veld achter de Heercamp. In de haardstedenregisters van Gieten wordt Jacob Ottens in 1672 voor een vol erf aangeslagen. In 1692, 1693 wordt hij voor een vol erf met nering aangeslagen, en in 1694 wordt zijn weduwe voor een vol erf met nering aangeslagen. Die nering betreft het herbergieren en brouwen.

Tr. kerk voor 1655.
Echtgenote is Jantje Julsing, geb. voor 1650, dr. van Jan Julsing en Sijgertje? N.N.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Willem Ottens, geb. circa 1655 te Gieten (zie VIb).

2.

 v 

Jantje Ottens, geb. circa 1655 te Gieten, overl. -5-1718 te Gieten.
Tr. kerk v. 4-1680 te Gieten.
Echtgenoot is Roelof Hommes, landmeter, schatbeurder, geb. circa 1655 te Gieten, overl. circa 1718 te Gieten, zn. van Marisse Caspers, schulte Gasselternijveen 1666-1684; schoolmeester, en Hindrikje N.N.
Roelof en Jantien worden op 9-4-1680 als echtpaar aangenomen tot lidmaat te Gieten. Voor zover bekend zijn er geen kaarten van hem bewaard gebleven. Wel is er nog een tekening, gedateerd 28-11-1705, die hij maakte voor zijn tante Elizabeth van Holle.[107]
Roelof Hommes wordt in de haarstedenregisters van 1692, 1693 en 1694 te Gieten genoemd met 2, keuter en neringe.
Op 5-4-1690 is er een verkoop door dr Philibert Struuck en zijn vrouw Anna Constantina van Asselt aan Roelof Hommens en zijn vrouw Jantien Ottens te Gieten van een akker bouwland op de Noorderes te Gieten, gekocht van ontvanger Ellents, hem aangekomen uit erfenis van wijlen de hopman Tiassens. Belenders zijn Cornelis van Holle ten zuiden, zijn hof ten oosten en de kerk ten noorden.[108]
Op 27-5-1705 is er een lening van 700 gulden van Roelof Hommens en Jantje Ottens te Gieten van de mombers van Wilhelmus Vrijmoet, zoon van wijlen Jan Vrijmoet, te weten Lambert Hovink te Groningen (hoofdmomber), Jan Bebing en Jacob Sychers als medemombers.[109] Op 7-9-1709 wordt de lening overgedragen aan de gebroeders Jan en Hendrik Huising te Gieten.
Roelof Hommens en zijn vrouw Jantien Ottens te Gieten lenen op 15-9-1706 500 gulden van Onno Knijphuisen, medemomber over de drie kinderen van vaandrig Hendrik Knijphuisen.[110]
Roelof Hommens en Jantien Ottens te Gieten lenen op 28-3-1709 300 gulden van molenaar Evert Hendriks en zijn vrouw Grietien Hamming. De schuld is afkomstig van een obligatie van 25-10-1697.[111]
Op 4-1-1714 is er een afrekening van de mombers over de kinderen van Lambert Hommes. Het zoontje Henricus Hommes was overleden mei 1702. De hoofdmomber is Roelof Hommes te Gieten, die op 4-2-1695 als momber is aangezworen. De mombers over Claas Hommes, halfbroer van Henricus waren Martinus Rotering en David Bosch. Claas Hommes is erfgenaam van Henricus Hommes.[112]
Er zijn inkomsten uit de Heppinge plaats te Buinen, waarop een meijer Jacob Hepping. Er is sprake van een zoon van Roelof Hommes, Caspar Hommes. Willem Heling te Buinen is voor 3/4 eigenaar van de Heppinge plaats.

kaart Roelof Hommes[113]

3.

 m 

Jan Ottens, geb. circa 1655 te Gieten, overl. op 24-11-1684 te Gieten.

4.

 v 

Trijntje Ottens, geb. circa 1660 te Gieten.
Op 22-12-1686 wordt zij te Gieten aangenomen als lidmaat.
In 1689 aangenomen als lidmaat te Zuidlaren met att. van Gieten.

Tr. kerk circa 1689.
Echtgenoot is Menso Leving, herbergier; onderschulte Zuidlaren, geb. circa 1655, overl. 1713-1715 te Zuidlaren, zn. van Jan Leving.
Een Menso Leving wordt in 1656 als als keurnoot genoemd. Menso Leving wordt lidmaat te Zuidlaren in 1680.
Op zondag 16-9-1708 zijn enige lieden uit Zuidlaren in zijn herberg om een biertje te drinken, het zijn: Egbert Sissing, Geert van Dalen, Frerick Dijeken, Harmannus op ´t Holdt en zijn broeder Jan Vriese, meester Hindrik Joesten, Roelef van Dalen, Jan Hemsing, Egbert Jansen en Harmen Mensen. Na enige tijd vertrekken zij en Menso en zijn vrouw Trijntje gaan naar bed. In de nacht ´slapender tijdt´ wordt er op de deur geklopt. Menso staat op en opent de deur om direct een ´slach voor die kop´ te ontvangen. Hij gaat terug naar zijn vrouw en vertelt wat er is gebeurd: "daer doe ick die durre open, ick kome wel toe passen, daer is eene die slaet mij dae voor die kop, sonder woort. sonder wijs. Die tracktert mij daer als gien eerlick keerel". Hindrik Willems Wyffen, de dader, is de herberg binnen gedrongen en de gelagkamer in gelopen. Hij neemt er de kaars weg en loopt ermee naar een andere kamer. Op het moment dat hij de kaars wil uitblazen, komt Trijntje Ottens binnen. Zij grijpt de kaars uit Hindriks hand, zeggende "wat wilt dou keerel die luden het lucht daer weghnemen. Hoe komst u hijr omme moeyte en questij bij nacht omme onse dure. Laet ons doch bijnnen onse dure met vreden. Wat hebe wij met u hijr toe doen. Ghij bijnt hijr niet genodicht. En wij hebben met u niet toe doen". Hierop verdwijnt Wijffen. Menso en Trijntje gaan weer naar bed. Enige tijd later wil Menso plassen, waarvoor hij naar buiten moet. Hindrik staat daar in het duister nog steeds te wachten op een goede kans om Menso nog eens te pakken te nemen. Dit moment is daarvoor uitermate geschikt. Menso is nog niet buiten, of hij krijgt weer een "slach voor die kop". Deze komt harder aan dan de vorige, want neus en mond bloedden. Hij gaat weer naar binnen en zegt tegen zijn vrouw: "daer worde ick sooal weergetrackteert". Harmannusop´t Holt, die blijkbaar ook in huis aanwezig is (hij was één van de gasten van die avond) zegt: "het is gien braf keerel die dat doet", waarop hij naar buiten gaat om de dader te zoeken. Deze is nog steeds in de buurt en roept zelfs naar Harmannus: "Harmennes, wille wij nae u huis gan en drincken een soppin". Harmannus antwoordt: "ick bijn bij goedt geselschap. Ick gae niet met"´. Wyffen is later weggegaan.
Menso Leving wordt in het haarstedenregisters van 1694 te Zuidlaren genoemd met 2, en in 1692 als Minzo Levinck, de oud pander, met een herberg, en in 1693 als keuter en herbergier. Daarvoor, in 1691, wordt op deze plek Jan Levinck, de oude pander genoemd. Er worden overigens in 1691 maar liefst 3 Jan Levinge´s genoemd te Zuidlaren.
In 1711 en 1712 verkoopt Menso de erfgoederen van zijn vrouw te Gieten aan de ette Hendrik Harms Huisinge. Huisinge stelt zich op 11 januari 1703 borg voor hen. Hij betaalt vanaf die datum tot en met 1724 de meipacht en de Adolphipacht. Na 1724 wordt dat betaald door de weduwe van de schulte Oldenhuis. Dit duurt tot 18 februari 1735, de datum waarop Jacob Levinge een totaalafrekening maakt, mede voor zijn moeder.[114]
Trijntje Ottens, de weduwe van Menso Leving en haar zoon Jacob Leving en zijn vrouw Aaltje Hindriks Sijbering lenen op 4-2-1738 1300 gulden van Johanna Homan, weduwe van Theodorus Draper.[115] Het bedrag is het restant van een aankoop van een huis en hof en waardeel te Zuidlaren op 20-3-1719.
Trijntje Ottens, weduwe van Menso Leving van Zuidlaren en zoon Jacob Leving en Aaltje Sijbering lenen op 20-1-1737 700 gulden van Hindrik Hidding en Sofia Hamming, brouwer te Groningen.[116] Ook op 11-12-1738 lenen ze weer 700 gulden[117] en op 26-6-1739 lenen ze nogmaals 250 gulden.[118]
Op 17-9-1737 lenen Trijntje Ottens, weduwe van Menso Leving en zoon Jacob Leving getrouwd met Aaltje 300 gulden van hun zwager Lucas Eling en zijn vrouw Hindrikje Sijbering.[119]

5.

 v 

Jeigje Ottens, geb. circa 1660 te Gieten.
Tr. kerk voor 1697.
Echtgenoot is Elias Tijmens, vaandrig te Groningen.
Op 2-2-1698 geven Roelof Hommens en Willem Ottens te Gieten aan, dat zij van hun zwager Tijmans te Groningen enig vast goed te Gieten hadden gekocht voor respectievelijk 850 en een halve gulden en 777 en een halve gulden.[120] Beiden betaalden hiervoor de 50e penning, respectievelijk een bedrag van 8 1/2 gulden en een bedrag van bijna 8 gulden.


Vh Hindrik Ottens, geb. circa 1635 te Gieten, overl. op 21-6-1693 te Eext, zn. van Jan Ottens (zie IVd) en Aaltje ten Heest.
Reeds op jonge leeftijd treedt Hindrik Ottens op als erfbuur te Eext. Op 15-2-1659 ondertekent Hubert Struuck van Bonnen drie schuldbekentenissen aan de kerk van Gieten. Alle drie werden ze door Hindrik als getuige ondertekend.[121]
In 1670 treedt Hendrick voor zijn schoonvader Harmen Meijering op als volmacht tijdens een rechtszaak voor de Etstoel inzake een pandkering.[122]
Hij treedt twee maal op als ondertekenaar van willekeuren, beide in 1671 en rakende de Oostermoerse venen.[123]
In 1672 woont hij aan de Schaapstreek te Eext als "volle" boer. Dit hield in, dat hij het maximumbedrag aan belasting betaalt, namelijk vier gulden voor het bezit van vier paarden. Op 19-6-1674 is hij landdagcomparant voor het Oostermoer. Hij is op 17-5-1674 te Westerlee gehuwd met Willemtien Maethuis, die in 1672 nog vermeld wordt in het haardstedenregister van Eext als weduwe van Warmolt Meijering. Dit tweede huwelijk bleek al spoedig erg slecht te zijn. Willemtien verlaat Hindrik, waarna hij op 8-12-1674 naar de Etstoel stapt. Hij eist te horen van zijn vrouw, waarom zij hem verlaten heeft.[124] Twee jaar later, op 6-7-1676, wordt hun huwelijk door de Etstoel ontbonden verklaard.[125]
Bij de opgave voor de monsterrollen van 1689, waarbij van alle gezinshoofden werd genoteerd of ze een roer of een piek hadden, danwel of ze ziek waren, blijkt Hindrik Ottens ziek te zijn. Achter zijn naam wordt dan ook geen wapen vermeld.
In 1692 woont Hindrik als keuter in een huisje te Eext. Zijn dochter Grietien woont dan met haar man in het huis waarin Hindrik in 1672 wordt vermeld. Hendrick overlijdt in zijn woonplaats Eext op 21-6-1693. Willemtien Maethuys sterft op 8-6-1695 eveneens te Eext.
In 1683 zijn Jacob Ottens, Barelt Julsing en Albert Meijering, mombers over de drie onmondige kinderen van Hindrick Ottens te Eext eisers tegen Willem Homan gehuwd met de oudste dochter van Hindrik Ottens en als zodanig beheerder van de boedel. De mombers willen een staat en inventaris van tilbare goederen. Volgens de verweerder zijn de goederen zijn eigendom vanwege het huwelijkscontract d.d. 20-8-1681.[126]

Tr. kerk (1) circa 1655.
Echtgenote is Albertje? Meijering, geb. circa 1630, dr. van Harm Meijering en Lamme Aling.
Tr. kerk (2) op 17-5-1674 te Westerlee.
Echtgenote is Willemtje Maathuis, geb. circa 1640, overl. op 8-6-1695 te Eext, dr. van Harm Maathuis en Hindrikje Maats.

Uit het eerste huwelijk:

1.

 v 

Grietje Ottens, geb. circa 1660 te Eext, overl. na 1702.
Tr. kerk 1681.
Echtgenoot is Willem Homan, landbouwer te Eext, geb. circa 1655 te Eext, overl. na 1714 te Eext, zn. van Johan Homan en Jantje Julsing.
Het lidmatenregister van Anloo van 1680-1700 geeft Willem Homan en Grietje Ottens als lidmaat.
Op 11-6-1683 zijn Jacob Ottens, Barelt Julsing en Albert Meijering voogden over de drie onmondige kinderen van Hendrik Ottens. Zij hebben een geschil met Willem Homan, gehuwd met de oudste dochter van Hindrik Ottens en als zodanig beheerder van de boedel. Volgens Willem Homan zijn de beheerde goederen zijn eigendom volgens zijn huwelijkscontract van 20-6-1681.
[127]
Het haardstedenregister van Eext geeft in 1691 en 1692 Willem Homan als volle boer.
[128]
In 1693 heeft Willem Homan een geschil met zijn moeder Jantje Julsing en zijn broers. Zijn moeder heeft een oevelgangscontract met haar zonen Jan Homan en Frederik Homan gesloten. In een dergelijk contract worden bepaalde goederen beloofd in ruil voor levenslang onderhoud als oudedagsvoorziening. Willem Homan voelde zich benadeeld door dit contract.
[129]
In 1697 heeft Roelof Boelens te Annen namens zijn vrouw Lammigje Ottens een geschil met zijn zwager Willem Homan. Het betreft de scheiding van gemeenschappelijke goederen te Eext.
[130]
Op 21-2-1704 wordt Willem Homan met Roelof Boelens te Annen aangesproken door de boeren van Eext over de kerklasten en kerspellasten van een keuterij en 1/10 deel van een boerderij te Eext.
[131]
Op 12-6-1704 wordt Willem Homan aangesproken door de schatbeurder Hendrik Jansen wegens het niet betalen van belastingen.
[132] Op 12-9-1710 dient een zaak betreffende schatting over een half hof te Eext. Willem Homan is dan de eiser.[133]

Voormalige boerderij aan de Schaapstreek 13[134]


De tekening van de boerderij is waarschijnlijk door deze Willem Homan gebouwd. Hij heeft gestaan op de plek waar nu de boerderij op Schaapstreek 13 staat.

2.

 v 

Jantje Ottens, geb. circa 1660 te Eext.
Tr. kerk (1) op 21-10-1688 te Noordlaren.
Echtgenoot is Hindrik Sijbering, ged. op 27-3-1664 te Noordlaren (get.: Luigje Luigjens, huisvrouw van Jan Warmolts), overl. v. 12-1693 te Noordlaren, zn. van Claas Sijbering en Geesje Hilberts.
Willem Homan is op 16-6-1703 voormond, Hind. Westerbring tot Groningen sibbevoogd gedurende de scheiding, en Roelof Boelens vreemde voogd over de kinderen van Hindrik Sibringe en Jantjen Ottens.
[135]
Tr. kerk (2) circa 1705.
Echtgenoot is Carst Hilbrants, geb. circa 1670 te Grolloo.
In 1716 draagt Carst Hilbrants aan Roelof Huisinge c.s. de Steenakker en de Boonakker over op de Grolloer es. (Ambtenaren en particulieren, no 520)
Deel/folio/datum 43/213v/20-6-1730
Eiser: Jacob Levingh namens zijn vrouw Aaltien Sijberinge en Lucas Elinge
namens zijn vrouw Hinderickien Siberinge als erfgenamen van hun vader
Hinderick Siberinge
Verweerder: Jantien Ottens laatst weduwe van Carst Hillebrants te Grolloo
Onderwerp: erfenis
Inhoud: de verweerder is bezitter van de boedel van genoemde Hinderick
Siberinge. Eisers willen hun deel van de erfenis. Volgens verweerder is het
huwelijk al meer dan 25 jaar geleden, en was in het bijzijn van de
benoemde mombers de boedel gescheiden. Eiser krijgt ongelijk.

3.

 v 

Wibbigje Ottens, geb. circa 1660 te Eext.
Niet zeker dat ze een dochter is van Hindrik Ottens. Echter, Hindrik Ottens had minstens 5 kinderen.
Tr. kerk op 21-10-1688 te Noordlaren.
Echtgenoot is Jan Sijbering, gezworene, ged. op 10-8-1656 te Noordlaren (get.: Grietje Westenbrink, huisvrouw van Alert Hindriks), zn. van Claas Sijbering en Geesje Hilberts.

4.

 v 

Lammigje Ottens, geb. voor 1665 te Eext.
Tr.
Partner is Roelof Jans Boelens, geb. circa 1670 te Annen, zn. van Jan Boelens.
Roelof Jans Boelens en Lammigje worden op 17-4-1701 lidmaat, wonende te Annen. Hij is vol boer te Annen in 1742.

5.

 v 

Margje Ottens, geb. circa 1673 te Eext, overl. na 1754.
Tr.
Partner is
Willem Ottens (zie VIb).

6.

  

N.N. Ottens, begr. op 4-3-1664 te Anloo.


Vi Otto Ottens, geb. circa 1646 te Gieten, overl. op 15-10-1702 te Gieten, zn. van
Jan Ottens (zie IVd) en Aaltje ten Heest.
Otto Ottens wordt voor het eerst vermeld in 1671, als hij in de plaats van zijn vader Jan Ottens een boerwilkeur van Gieten en omliggende veenplaatsen tekent.
[136]
Met zijn zwager Cornelis van Holle treedt Otto Ottens (namens zijn vrouw) op als erfgenaam van hun vader, resp. schoonvader Claes van Holle. Beide personen treden ook op namens Jantien van Holle, de halfzuster van Cornelis en Elizabeth uit hun vaders tweede huwelijk met Lammechien Brons, die voor een zesde deel in de boedel gerechtigd is. Een zekere Jantien Jansen als voogd over haar minderjarige dochter klaagt dan samen met haar zoon Jan Jansen namelijk voor de Etstoel over achterstallige betalingen van een obligatie ter waarde van 100 gulden en zeven jaar interest à 5%.
[137] Van Holle cs. beweerden echter wel degelijk de schuld te hebben voldaan, zodat zij op hun beurt het beslag wat Jantien Jans op de boedel had laten leggen aanvochten. Overigens was de verhouding met Jantien niet erg goed, gezien het feit dat Van Holle haar had uitgescholden voor ´hexe´.[138]
In 1682 verkoopt Cornelis van Holle te Gieten aan Tonnis Willems van Bonnerveen een stuk hooiland bij het Gieterdiep, genaamd de "Harsem", groot 259 roeden. Het stuk was oorspronkelijk door Cornelis gekocht van Carst Ottens, Otto Ottens en Roelof Sissinge en is dus oud Ottens-bezit.
[139]
Otto Ottens en Cornelis van Holle verkochten op 17-1-1688 een kwart waardeel met bomen en ondergrond in de Heese en Lemmesijt in de Gieter marke aan Cornelis en Jannes Canter, Abel en Cornelis Sloots, Barelt en Harmen Meyers, Jan Alberts en Egbert Berents. In 1690 trad Otto als borg op voor zijn zwager Cornelis, die een belasting had gepacht.
[140] Otto is in 1691 landdagcomparant voor het Oostermoer. In het archief Mensinge komt een kaartje voor met daarop enige veeneigenaren.[141] Hierop staat de verdeling van het Osseveld vermeld, waarbij blijkt, dat Otto Ottens een stuk van het lange Osseveeen en een stuk van het brede Osseveen in bezit heeft. Ook zijn broer Jacob blijkt een stuk lange Osseveen in bezit te hebben.

Kaart Boerdijk[142]


Samen met zijn vrouw en de al eerder genoemde Cornelis van Holle leent Otto in 1688 van Boele Hamminge in qualite als hoofdmomber over de onmondige kinderen van Heyno Hamminge in de Veenhof 300 gulden tegen 5% rente. Deze schuld werd in 1703 door Claes Ottens afgelost.
[143]
Elizabeth blijkt in 1697 enig erfgenaam van haar broer Cornelis. Zij is dan al weduwe. De erfenis bedraagt totaal 3000 gulden.
[144] Hierdoor komt ook het Van Holle-bezit aan de familie Ottens. Elisabeth van Holle blijkt ook in Roden nog bezit te hebben gehad, want in 1705 liet zij door haar neef (hij noemt haar zijn ´moey´) Roelof Hommens, de landmeter, een stukje grond te Roden opmeten.[145]
Op 23-4-1701 wordt Elisabeth van Holle beleend met het Woltinghe-goed te Gasteren, als enige erfgenaam van haar overleden broer Cornelis Holle. Hulder is Wolter Bastiaans van Beilen.
Elisabeth had Wolter Bastiaans te Gieten gemachtigd. Daarbij had haar zoon Claas Otten geassisteerd. Haar broer Cornelis was daarmee op 7-4-1696 was beleend.
[146]
Aan het eind van de zeventiende eeuw wordt een staat van het waardeel gemaakt van Gieten.
[147] De weduwe van Otto Ottens staat daarin genoteerd als bezitter van 1 1/4 waar uit haar vaders bezit. Elisabeth van Holle sterft omstreeks 1720.
Tr. kerk voor 1675.
Echtgenote is Elisabeth van Holle, geb. circa 1649, overl. 1719-1721, dr. van Claas van Holle, brouwer; solliciteur, executeur van Drenthe, en Jantje Jans.
In 1671 is Elisabeth van Holle circa 22 jaar oud.
[148]

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Claas Ottens, geb. circa 1675 te Gieten, overl. 1723 te Gieten.
Het huwelijk van Claes Ottens en Lambetta Meyerhoïf is kinderloos gebleven.
In 1698 treedt hij op als volmacht van Gieten op de goorsprake van 24 maart te Borger. Dit herhaalt zich op 11 september 1702. wederom te Borger.
In 1708 is hij betrokken bij een vechtpartij, waarbij hij Hendrik Huisinge, de zoon van Wibbechien Mensinge, heeft geslagen.
[149]
Claes is van 1716 tot aan zijn dood momber over de kinderen uit het eerste huwelijk van zijn zuster Jantien.
In 1702 ondertekent hij, samen met o.a. zijn neef Willem Ottens, een wilkeur betreffende het houden van schapen.
Op 3-10-1716 geven Jan Huisinge, Harmen Jacobs en Geert (Harmens?) een verklaring af ten nadele van Claes Ottens. Zij verklaren dat zij samen met de ette Hendrick H. Huising zaten te drinken bij het diep op de Hilte (buurschap bij Gieten). Claes Ottens voegt zich bij hen en al pratend komen ze op de plannen van Ottens tot de verkoop van de Brummel-akker. de Duirsche-akker en de Noordakker samen voor 350 gulden. Huising biedt honderd rijksdaalders, waarna Claes de vraagprijs op 300 stelt. Nadat Huising tevergeefs nog geprobeert de akkers voor 275 gulden te krijgen, koopt hij ze voor de gevraagde 300 gulden. Blijkbaar wilde Claes Ottens ze later niet meer verkopen, gezien de aanleiding van het verslag.
[150]
Claes Ottens ondertekent op 27-8-1721 een wilkeur, waarin gesteld wordt dat de kerspellieden gezamenlijk de kosten van de landdagcomparanten zullen betalen.
[151]
Waarschijnlijk in het begin van 1724 sterft Claes Ottens. Op 22-5-1724 worden zijn bezittingen openbaar verkocht. Uit de bewaard gebleven verkooplijst260 blijkt dat Claes 24 koeien had. voornamelijk rood-bont. De kopers komen niet alleen uit Gieten, maar ook uit Taarlo, Eext, Wildervank, Drouwen, Haren enz.
[152]
Na de dood van Claas circuleren er geruchten dat hij aan zijn zwager Barelt Homan een aantal goederen had overgedragen, om hem zodoende als eigenerfde in Gieten te laten stemmen. Zijn zuster Heiltien wil daarom weten of dit inderdaad waar is, of dat Claes´ erfgenamen nog steeds de eigenaar van
de goederen zijn.
[153] De erfenis van Claes heeft de gemoederen nog jarenlang beziggehouden. Al op 29-5-1724 is er een uitspraak (die later door de Etstoel wordt bekrachtigd) door enkele arbiters, o.a. inhoudende dat Lambetta niet het vierde part van de onroerende goederen in bezit heeft, maar dat de onroerende goederen gelijkelijk over de drie nog in leven zijnde zusters van Claes worden verdeeld. Uiteraard heeft Lambetta wel het vruchtgebruik. Er wordt voorts bepaald dat zij alleen turf mag graven voor privé-gebruik en voor het gebruik van de brouwerij. Lambetta heeft het voordeel dat de brouwkuipen en ketels als roerende goederen worden aangemerkt, derhalve niet behorend tot het onroerend goed.[154]
De zusters van Claes willen van Lambetta Meyerhoff de goederen terug, die Claes bij zijn huwelijk had ingebracht. Nog tien jaar later procedeert Heijltien Ottens tegen Jan Evers Heijma, de tweede echtgenoot van Lambetta Meyerhoff, inzake haar wettelijke derde deel van de opbrengst van een stuk
land, zoals dat in het testament van Claes Ottens zou zijn bepaald. In zijn repliek stelt Heijma dat Heijltien in 1728 alles had moeten verkopen, waaronder al haar aanspraken op de erfenis, zodat ze totaal geen recht van spreken heeft. De Etstoel beslist dan ook in het voordeel van de gedaagden. Jan Evers Heijma en zijn vrouw Lambetta Egberts Meyerhoff.
[155]
Overigens procedeert Heijma op het november-lotting van datzelfde jaar tegen Jan Homan als hoofdmomber over het weeskindje Otto Barelts Homan inzake de 1000 gulden die Heijma volgens een contract van 1733 zou krijgen voorde afkoop van de lijftocht van de goederen van Claes Ottens. Ook ditmaal trekt Heijma aan het langste eind.
[156]
Lambetta en haar tweede man hebben samen de oude Ottens-herberg gerund. In 1735 worden ze bestolen door een gast, Johann Friedrich Vetter, een vijfentwintigjarige, te Berlijn geboren jongeman, een fantast en avonturier die er vandaar gaat met een zilveren kop. twee zilveren lepels en een goudgewicht. In zijn kamer laat hij een overhemd achter, samen met een paar losse mouwen, gemerkt met de letter R. De zilveren kop is achtkantig met twee oren, op het ene oor twee letters en op het andere oor drie letters: de vrouw van Heijema had deze geërfd van Claes Ottens, haar eerste man. De letters, die verder niet genoemd worden, waren waarschijnlijk C:O: (Claas Ottens) en L:E:M: (Lambetta Egberts Meyerhoff). Ook de lepels, waarvan in de herberg nog meer aanwezig waren, bevatten dezelfde letters.

Tr. kerk voor 1720.
Echtgenote is Lambetta Egberts Meijerhoff, herbergierster, ged. op 29-1-1679 te Diever, overl. na 1735 te Gieten, dr. van Egbert Gijsen Meijerhoff en Trijntje N.N.

2.

 v 

Jantje Ottens, geb. voor 1678 te Gieten, overl. 1750 te Bonnerveen.
Tr. kerk (1) voor 1709 te Gieten.
Echtgenoot is Willem Tonnis, geb. circa 1675 te Bonnerveen, overl. 1714 te Bonnerveen, zn. van Tonnis Willems.
Willem Tonnis wordt omstreeks 1670/5 geboren, vermoedelijk te Bonnerveen. In 1711 doet hij belijdenis in de kerk van Gieten. In 1712 en 1713 dient hij de kerk van Gieten als diaken, voor welk werk hij op 1-1-1714 wordt bedankt. Hij is vóór 1706 gehuwd met Jantien Ottens, afkomstig van Gieten. Zij werd aldaar vóór 1678 geboren als dochter van Otto Ottens en Elisabeth van Holle. Op 2-4-1702 doet zij belijdenis in de kerk van Gieten. Bij haar naam staat geen vermelding omtrent haar eventuele echtgenoot, zodat we kunnen concluderen, dat zij na 1702 met Willem Tonnis is gehuwd.
In 1706 blijken Willem Tonnis en Jantien Ottens te zijn getrouwd, want op 11-11-1706 lenen beiden 319 gulden en 18 stuivers van Aeltien Willems, de weduwe van Albert Jans en haar zoon Jan Alberts.
[157]
Op 11-9-1702 is Willem samen met Jan Roelofs volmacht voor Bonnerveen op de goorsprake te Borger.
[158]
Op 4-5-1714 leent Jantien Ottens. inmiddels weduwe, van Jan Alberts en Luichien Meyers te Gieten 200 gulden.
[159]
Jantien Ottens hertrouwt met Harmen Poelmans. Bij dit tweede huwelijk moeten er mombers (voogden) worden aangesteld over de minderjarige kinderen uit het eerste huwelijk. In 1716 worden Berent Tonnis tot hoofdmomber en Jan Alberts en Claes Ottens tot medemombers benoemd. Berent overlijdt echter al in 1718, enkele jaren later gevolgd door Claes Ottens, zodat er nieuwe mombers moeten worden aangesteld. Op 13-2-1726 leggen Tonnis Berents (een zoon van de vorige hoofdmomber) en Jan Ottens de mombereed af.
Ook in haar tweede huwelijk komt Jantien de financiële problemen niet te boven. Wellicht is dit de drijfveer voor de boeldag die op 23 april 1720 ten huize van Harm Poelman wordt gehouden.
[160]
Op 22 en 23-9-1728 wordt de failliete boedel verkocht.
[161] Een klein jaar eerder was de rekening opgemaakt door de mombers over de inkomsten en uitgaven betreffende de kinderen van Willem Tonnis. met een batig saldo van 89 1/2 gulden. De volgende rekening blijkt eveneens met een positief resultaat te kunnen worden afgesloten, evenals de derde.[162]
Na de dood van haar tweede man moet Jantien aankloppen bij de diaconie; vanaf 7-10-1736 komt zij geregeld voor in de diaconie-uitgaven. Elk kwartaal krijgt zij 3 gulden en 10 stuivers. Diverse keren krijgt zij extra geld, of rogge en andere goederen. Ze naait het één en ander in opdracht van de diaconie, waarmee ze nog iets verdient. Op 31-10-1736 verkoopt ze enkele vaste goederen voor 607 gulden en 10 stuivers.
[163]
Op 31-3-1743 laat zij een akte opmaken door Derk Pothoff, waarin deze verklaart dat jaren geleden de boedel van Harmen Poelman en Jantien Ottens failliet was verklaard. Hijzelf had uit de boedel een aandeel in het zogenaamde Gallcgat te Bonnen gekocht, welk aandeel hij inmiddels heeft doorverkocht aan de drossaard, Baron van Dongen tot Entinge. Tevens had hij een aandeel in het Oosterholt te Gieten gekocht, hetgeen hij later weer heeft doorverkocht aan Jan Mensinge. Wat de reden van deze verklaring is geweest, blijkt niet uit het stuk. Op 5-7-1750 krijgt Jantien voor het laatst iets van de diaconie.

Tr. kerk (2) op 6-9-1716 te Anloo.
Echtgenoot is Harm Poelmans, geb. te Eexterveen, ged. op 1-11-1685 te Anloo, overl. op 5-6-1733 te Gieten, zn. van Geert Poelmans en Aaltje Willems.
In de haarstedenregisters van Gieten wordt in 1742 de weduwe van Harm Poelman genoemd.

3.

 v 

Aaltje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 24-4-1681 te Gieten.

4.

 v 

Heiltje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 23-3-1684 te Gieten, overl. na 1754.
SP 264 deel 4 folio 11: Heiltje Ottens, wed. van Lolke Lolkens en kinderen. Lucas Eling is haar momber lenen 254 gulden van Margje Cleins, wed. van Pauwel Weernink van Groningen. Mr. Jurrien Weernink is volmacht. dd. 25-1-1738
SP 264 deel 4 folio 13: Heiltje Ottens, wed. van Lolke Lolkens en kinderen. Lucas Berents Eling is haar momber lenen 196 gulden van Roelof Egberts en huisvrouw van Gieten dd. 29-1-1738
.
Otr. op 11-5-1709 te Groningen, tr. kerk op 1-6-1709 te Groningen.
Echtgenoot is Lolke Lolkens, ged. op 15-8-1689 te Groningen, zn. van Reinder Lolkens en Niesje Alberts.
Heyltien wordt 17-9-1706 lidmaat te Gieten. In 1709 verkrijgt zij attestatie naar Groningen, om met Lolcke Lolckens in het huwelijk te treden. Het huwelijk is niet erg goed, blijkens de scheiding van tafel en bed die door het Hof van Groningen omstreeks 1725 is uitgesproken. In dat jaar woont zij nog te Groningen
[164], maar in de loop van 1726 vertrekt ze weer naar haar geboorteplaats Gieten, waar ze in een nieuw huis gaat wonen.
Vanaf 1726 komt zij voor als weduwe van Lolcke Lolckens. Op 30-12-1728 worden haar bezittingen verkocht, omdat ze de schulden niet meer kan betalen.
[165] Het bouwen van haar nieuwe huisje heeft nogal wat onkosten met zich meegebracht. In 1738 en 1741 raakt ze achter met betalen, daardoor genoodzaakt diverse schuldbekentenissen te ondertekenen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze sinds 1742 min of meer regelmatig bij de Gieter diaconie moet aankloppen. In 1744 wordt zij
vrijgesteld van het betalen van belasting vanwege haar armoede, evenals overigens haar zuster Jantien Ottens.
[166]
In 1743 woont zij bij Dartwinckel Harms, een kleermaker te Gieten, voor wie zij verstelwerk en dergelijke doet.
[167]
In de jaren 1731-1741 maakt Heiltien diverse schulden. Schuldeisers zijn
[168]: Marghien Cleyns, weduwe van Pauwei Weernick, te Groningen 254 gld. wegens leverantie steenkalk; Roelof Egberts te Gieten 196 gld. wegens timmerloon; Jan Pouwels te Groningen 291 gld. 17 st. wegens hout: Cornelia Woldendorp te Groningen 98 gld. wegens verstrekte penningen; Geert Fransen, kalkkoper te Sappemeer, 30 gld. wegens kalk; Anthony Glasemaker te Assen 17 gld. wegens glazen; Jan Hamminge te Eext 22 gld. wegens jenever; Jan Neringh, schipper te Groningen, 25 gld. wegens vracht van steen en hout; Christoffer Feriso te Groningen 24 gld. wegens ijzerwerken: Hans Bouwmeester te Zuidlaren 18 gld. wegens tabak en brandewijn; de weduwe Pottema te Groningen 63 gld. 10 st. wegens pannen; de weduwe Woldendorp te Groningen 120 gld. wegens tilbaar goed, gekocht voor Heiltien op een boeldag te Groningen; Jan Wijnties Tabingh te Assen 18 gld. wegens een anker wijn en een anker brandewijn.
Tijdens haar leven procedeert zij vele malen tegen haar schoonzuster en zusters om de erfenis van haar broer Claes Ottens. Treffend voorbeeld hiervan is het proces dat zij in 1743 voert om 1 1/2 waardeel in de marke van Gieten, zijnde het westelijke deel drie waren, behorend bij het stuk land "De Heese", afkomstig van hun vader Otto Ottens. Zij klaagt namens haar kinderen aan: Margien Ottens, de weduwe van Willem Ottens en haar zoons Jan en Harmen Ottens, alsmede de minderjarige kinderen van wijlen de advocaat Hommens, waarvoor Jan Ottens als momber optreedt. Deze zijn eigenaar van het oostelijke deel. Heiltien eist dat er een duidelijke erfscheiding wordt aangebracht, hetzij door een sloot, hetzij door palen. Bij een verdeling op 5-2-1681 zou er een scheiding hebben plaatsgevonden,
waarbij Heiltiens vader Otto het achterste deel van de Hese zou hebben gekregen. Tevens zou haar vader de overige mensen die hierop aanspraak maakten, hebben uitgekocht. Later, bij de verdeling van de landen na de dood van Otto, is Heiltien dit stuk land ten deel gevallen. De Etstoel
bepaalt dat de eis van Heiltien ongefundeerd is.
[169]
In een akte van 18-11-1754 verkoopt zij samen met haar zoon Otto Lolckens aan haar neef Tonnis Willems te Bonnerveen twee graven, echter onder het voorbehoud dat "als ik quam te sterven dat ik, eerder jemand in begraven mag worden, eersteen verrottinge voor mij zal geschieden en aan mij beholden".
[170]
In de haarstedenregisters wordt genoemd in 1742 te Gieten: "Lolke Lolkens, geniet diaconie", en in 1754 te Bonnen: "Hiltien Ottens, wed. Lolkes, geniet diaconie".

5.

 v 

Jeigje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 24-10-1686 te Gieten, overl. voor 1728.
Tr. kerk op 6-9-1716 te Anloo.
Echtgenoot is Barelt Willems Homan, landbouwer Eext; schatbeurder, geb. te Eext, ged. op 27-7-1689 te Gieten, overl. voor 1728, zn. van
Willem Homan, landbouwer te Eext, en Grietje Ottens.
Op 15-4-1728 leggen Jan Homan en Jacob Jans Meijering van vaderszijde en Roelof Boelens en Jacob Levinge van moederszijde de momber eed af. Ze worden benoemd als mombers over de kinderen van wijlen Barelt Homan en wijlen Jeigje Ottens.
[171]
Na de momberbenoeming vinden we momberrekeningen in 1736
[172] en 1739.[173] In 1736 is er een betaling van 250 gulden aan Jacob Meijering vanwege afkooppenningen.
Op 1-6-1728 verzoekt Jan Willems Homan als hoofdmomber over het zoontje van wijlen Barelt Willems Homan te Eext om goedkeuring van de verkoop van een leenerf te Gasteren, samen met de andere erfgenamen van wijlen Claas Ottens.
[174]

6.

 v 

Hiletijn Ottens, geb. te Gieten, ged. op 4-5-1690 te Gieten, overl. voor 1691.

7.

 v 

Hilletien Ottens, ged. op 11-11-1691 te Gieten.


VIa Bastiaan Boelens, ged. op 13-1-1656 te Groningen, zn. van
Boele Ottens (zie Vb) en Niesje Haijens.
Otr. op 19-4-1684 te Groningen, tr. kerk op 7-5-1684 te Groningen.
Echtgenote is Ettje Kaskee, dr. van Pieter Hansen Kaskee, ruiter, en Jantje Wichers.

Uit dit huwelijk:

1.

 v 

Niesje Boelens, ged. op 2-12-1685 te Groningen.
Tr. kerk (1) op 31-5-1713 te Groningen.
Echtgenoot is Jan Riemkers.
Tr. kerk (2) 1714 te Groningen.
Echtgenoot is Jannes Fredzes.

2.

 m 

Pieter Boelens, ged. op 30-12-1687 te Groningen.

3.

 v 

Jantje Boelens, ged. op 17-8-1690 te Groningen.

4.

 m 

Boele Boelens, ged. op 18-2-1694 te Groningen.


VIb Willem Ottens, brouwer; herbergier, geb. circa 1655 te Gieten, overl. na 1721 te Gieten, zn. van
Jacob Ottens (zie Vg) en Jantje Julsing.
Zijn geboortejaar zal rond 1650 liggen. In 1722
[175] is hij 67 jaar oud, in 1717[176] "´over de 60 jaar oud".
De eerste vermelding van Willem Ottens betreft de verdeling van gronden in 1690 (zie bij zijn vader Jacob). Op 21-12-1695 doet hij belijdenis te Gieten.
In mei 1698 wordt Willem Ottens bestolen door zijn 21-jarige knecht, Claes Claesen Nijenhuis, geboren in het kerspel Vene in het stift Osnabrück. Sinds 1-11-1697 diende Claes bij Willem Ottens, echter, begin mei 1698 is hij ontslagen zonder dat hem loon was uitbetaald. Volgens Claes betaalde Willem zeer weinig, per jaar verdiende hij 20 daalders, twee paar schoenen, het linnen en twee hemden; daar moest het kostgeld nog vanaf. Ook de vorige twee knechten van Willem Ottens hadden zo weinig betaald gekregen. Dit was één reden, waarom Claes de dienst toch al wilde opzeggen, als hij niet was ontslagen. De andere reden was, dat hij zich met hakselen had gesneden, waardoor hij niet meer in staat was turf te dijken en te ringen. Claes besloot toen zijn loon wat aan te vullen en tegelijkertijd wraak te nemen. Hij kroop via een gat in de ingestorte kelder het huis binnen, waarna hij naar de keuken ging. Voor het bed staande, haalde hij de sleutel van het geldkistje uit de vrouwenrok, evenals wat kleingeld. Het kistje bevatte ook nog een aardig bedrag aan geld. Willem Ottens werd echter wakker van de geluiden en riep: "een dief in huis", waarop Claes vluchtte via dezelfde weg als waarmee hij gekomen was. De totale buit bedroeg ongeveer 60 Carolusgulden. Willem Ottens en Hendrick Renema gingen hem achterna en kregen hem bij de Veenhof te pakken. Samen met Casper Hommens (neefje van Willem Ottens) brachten Willem en Hendrick de knecht op. Tegen hen zou Claes ook nog gezegd hebben, dat hij het hele dorp wel plat wilde branden, maar later ontkende Claes dat. De Etstoel veroordeelt hem door levenslange verbanning uit de Landschap.
In 1702-1703 is Willem Ottens diaken van de Gieter kerk. Hij treedt in 1702 op als ondertekenaar van een wilkeur in verband met het houden van schapen. Zijn neef Claes Ottens was mede-ondertekenaar.
[177]
Willem verklaart op 28-12-1708 een schuld ter waarde van 1200 gulden van zijn moeder Jantien Julsinge aan Roeloffien Nijenhuis, de weduwe van Lambert Huisinge en haar zoons Hendrick en Jan over te nemen.
[178]
In datzelfde jaar geeft hij op de goorsprake van maart te Anloo aan, dat Geert Kuiper en Jacob Braam elkaar hadden geslagen. Dit lijkt een soort klikkerij, maar hij moest dit doen op straffe van een boete. Men was namelijk verplicht aan te geven welke zaken er sinds de laatste goorsprake waren gebeurd.
In 1713 verhuist het gezin van Willem Ottens.
In of rond oktober 1716 wordt in de kerk van Gieten ingebroken. Hierbij wordt onder andere de armbus geroofd. Willem raakt bij die inbraak zeven hemden kwijt, waaronder zijn trouwhemd. Wat die hemden in de kerk deden, wordt niet duidelijk. In ieder geval zijn de hemden voorzien van Willems naam. Ze duiken begin december 1716 op in de Pekel bij de waardin Winsemius, die de naam nog vaag had kunnen lezen.
[179]
Zijn weduwe wordt in het haardstedenregister van 1742 te Gieten genoemd: 5, en doet het brouwen en herbergier.

Tr.
Partner is
Margje Ottens, geb. circa 1673 te Eext, overl. na 1754, dr. van Hindrik Ottens (zie Vh) en Albertje? Meijering.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Julsing Ottens, geb. te Gieten (zie VII).

2.

 m 

Harm Ottens, geb. circa 1695 te Gieten, begr. 6-1770 te Gieten.
Hij betaalt voor de begrafenis van zijn broer Jan en diens vrouw in 1764.


VII Jan Julsing Ottens, brouwer, geb. te Gieten, ged. op 31-12-1693 te Anloo, overl. op 7-10-1764 te Gieten, zn. van Willem Ottens (zie VIb) en Margje Ottens.
De familienaam Julsinge zal hij te danken hebben aan zijn grootmoeder Jantien Julsinge. Alleen bij zijn doop komen we hem onder die naam tegen, later altijd onder de naam Jan Ottens. Jan Ottens woonde in het huis van zijn vader Willem Ottens. Dit huis heeft Willem in 1713 geruild met de ette Huisinge, zoals blijkt uit de inleiding. In 1754 wordt het huis als volgt omschreven Gieten nr. 23:
Jan Ottens huis, kamer en keuken,
lank 5 vak 40 voet muurwerk
agterhuis 4 vak, wijt 28 voet - 270
brouwhuis 4 vak, wijt 19 1/2 voet - 40
schuire 2 vak, wijt 24 voet - 24
totaal - 334
verschattet op de naam van Wilm Ottens 187
winst 147
 
Huis nummer 22, dat bewoond wordt door Harm Roelofs Gortemaker, was eveneens van Jan Ottens, want Gortemaker wordt genoemd als meyer (=pachtboer).
In 1721 ondertekent Jan Ottens een boerwilkeur, waarin werd overeengekomen, dat landdagcomparanten niet zelf voor de kosten zouden opdraaien, maar dat de kluft waar zij vandaan komen, de kosten voor zich neemt.[180]
Na de dood van Claas Ottens, zijn neef, treedt Jan op als momber over de minderjarige kinderen van zijn nicht Jantien Ottens uit haar huwelijk met Willem Tonnis van Bonnerveen. Verder is Jan Ottens voogd over zijn neef Jan Julsing Hommens. Als zodanig treedt hij op voor hem in 1736 in een proces over boekweit. Willemtje Hidding, de weduwe van de ette Hendrik Huisingh, Jantien Cluivingh, weduwe van de ette Lambert Huisingh, Jan Eppingh Huisingh, de ette Pieter Huisingh en Lamina Huisingh, weduwe van de schulte Tijmen Oldenhuis spannen een proces aan voor de Etstoel tegen de advokaat Marisse Caspers Hommens, Jan Ottens, de hoofdmomber van Jan Julsing Hommens, Jan Everts Heyema, en Jan Hommens. De eisers zijn allemaal afstammelingen van Hendrik Huisingh (overl. ca. 1646) en Warmoltjen Epping, later gehuwd met Boele Hamming. De eisers willen vergoeding voor het weghalen van 1/3 garve (een bepaalde inhoudsmaat) boekweit van een stuk veen in het Bonnerboerveen, dat voor 2/3 deel van een halve waar (= 1/3 deel) eigendom is van de eisers. De Hommes-clan slaagde er niet in de leden van de Etstoel te overtuigen van hun gelijk, zodat ze de eisers alsnog hun deel van de boekweit moesten geven.[181] Volgens het stuk betreft het betwiste stuk grond een verkoop uit 1681, waarbij waarschijnlijk gedoeld wordt op de verkoop in dat jaar van enkele erfgoederen door de erfgenamen van Jan Ottens: Otto Ottens, Carst Ottens en Roelof Sissing.[182]
De advocaat Marisse Caspers Hommens overlijdt in 1738, waarna zijn neef Jan Ottens tot hoofdmomber over diens kinderen bij zijn vrouw Jantien Hendriks wordt benoemd.
In 1764 blijkt Jan Ottens een knecht te hebben, namelijk Hindrik Reinders, die volgens de aangifte van oktober van dat jaar op de goorsprake met Jurjen Hendriks uit de Veenhof op de vuist zou zijn geweest.[183]
Beide echtelieden stierven binnen twee maanden na elkaar. Over de wezen worden op 6-5-1765 mombers aangesteld, te weten Harmen Ottens als hoofdmomber en Hindrik Hommens, Hindrik Scheerhoren en Wessel Gerrits als medemombers. Hun goederen hebben ze mandelig (=gemeenschappelijk) met hun oom Harmen Ottens, zoals blijkt uit de opgemaakte inventaris. Hierin staat onder andere het brouwgereedschap: ± 30 half tonnen en vierendelen, vijf gistvaten, een grote koperen brouwketel, twee kuipen en "wat verder bij de brouwerij hoort".[184]
Op 7-2-1767 wordt er een momberrekening opgemaakt over de 4 minderjarige kinderen van Jan Ottens en Jantje Scheerhoorn. De hoofdmomber was Harm Ottens; Hindrik Hommes wordt de nieuwe hoofmomber. De medemombers zijn Harmannus Hindriks; Hindrik Scheerhoorn en Wessel Gerrits van Gieten.[185]

Tr. kerk op 18-6-1747 te Gieten.
Echtgenote is Jantje Scheerhoorn, geb. circa 1721 te Gieten, overl. -12-1764 te Gieten, dr. van Harm Roelofs Scheerhoorn en Hindrikje? N.N.
In 1756 is Jantien, de vrouw van Jan Ottens 35 jaar oud.[186]
Zij is getuige bij de doop van Hindrikje, d.v. Jan Harms en Grietje Harms van Eext op 13-9-1750.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Willem Ottens, geb. te Gieten (zie VIIIa).

2.

 v 

Marchien Ottens, geb. te Gieten, ged. op 31-8-1749 te Gieten, overl. op 2-3-1824 te Emmen.
Tr. kerk op 24-4-1783 te Gieten.
Echtgenoot is Louwert Fokko Niewold, ette voor het Zuidenveld van 1777 tot 1790, ged. op 3-5-1750 te De Waal, Texel, overl. op 27-7-1814 te Emmen, zn. van Ds. Focko Louwerts Niewold, predikant De Waal 8-5-1746; predikant Odoorn 20-9-1764, en Anna ten Oever.
In 1789 koopt Louwert Niewolt het goed "Den Angelslo" bij Emmen voor 5000 gulden, hetgeen hij echter in 1799 weer verkocht voor 8500 gulden. Over Louwert Niewolt is een (summiere) eigentijdse beschrijving bewaard gebleven door Carel baron de Vos van Steenwijk, die in een brief zijn mening ten beste gaf over verschillende mensen in de Landschap. Onder het kopje Het Hof van Justitie, genaamd den Loffelijken Etstoel, Etten staat:
´L. Niewolt en H.J. Kalkoen
Beide partriotten, de laatste is dood, geen van beide had bekwaamheden´.

3.

 m 

Harm Ottens, geb. te Gieten (zie VIIIb).

4.

 v 

Hindrikje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 15-6-1755 te Gieten, overl. op 9-8-1805 te Gieten.
Otr. op 19-3-1784 te Anloo, tr. kerk op 9-5-1784 te Gieten.
Echtgenoot is Jan Braams, schulte van Gieten; herbergier, landbouwer; burgemeester van Gieten, geb. op 14-1-1762 te Eext, ged. op 24-1-1762 te Anloo, overl. op 3-3-1839 te Gieten, zn. van Tonnis Braams, diaken, korenmolenaar, belastingpachter, schatbeurder te Eext, en Margje Alberts Meursing.
Hij wordt in de haarstedenregisters te Gieten genoemd in 1784 3, nering), 1794 3, stoker), 1804 (2, nering)
In 1797 wordt hij genoemd als zijnde 36 jaar oud, wonende op huis nummer 20, lid van het bestuur, gehuwd, 2 kinderen.[187] In 1807 wordt hij ook op huis nummer 20 te Gieten genoemd.[188]
Jan Braams werd in 1795 de eerste door de mensen zelf gekozen schulte. Op zondag 8 maart 1795 werd hij unaniem door de kerspellieden gekozen. Drie jaar later werd Jan Braams benoemd tot lid van het Intermediair Adminstratief Bestuur, waarbij hij tijdelijk afstand diende te doen van het schultambt. Zijn broer Albert Braams, de schulte van Anloo, werd dan ook op 3-3-1798 tot geauthoriseerd schulte benoemd. Bij de opheffing van het Intermediair Administratief Bestuur in 1799 werd Jan Braams weer gewoon schulte. Op 1 augustus 1811 werd hij benoemd tot maire van Gieten, welke functie hij tot 1825 uitoefende. Verder was hij nog lid van de Provinciale Staten van Drenthe. In zijn huis annex herberg was tevens het ´gemeentehuis´ gevestigd. Dit verschijnsel (gemeentehuis in een herberg) is overigens niet uniek in Drenthe. Veel gemeentehuizen zijn op dezelfde wijze begonnen. Zijn boerderij, later eigendom van de nakomelingen van Marchien Braams en Willem Zegering, is in 1989 helaas door de bliksem getroffen.
Mombers over de kinderen Braams werden in 1807 Harm Ottens (hoofdmomber), de oud-ette Louwert Niewolt alsmede de schulte en ette Albert Braams en Jan Meursing Braams, allen ooms van de kinderen.

Zegel Jan Braams[189]


VIIIa Willem Ottens, brouwer; ette Oostermoer, geb. te Gieten, ged. op 3-9-1747 te Gieten, overl. op 23-8-1802 te Gieten, begr. op 27-8-1802 te Gieten, zn. van Jan Julsing Ottens (zie VII) en Jantje Scheerhoorn.
Willem Ottens is in 1766 op 18-jarige leeftijd voor het eerst als volmacht aanwezig op de goorsprake van 5 april te Zuidlaren. Op 25-9-1778 is hij te Gasselte wederom volmacht voor Gieten. Dit herhaalde zich op 7-4-1784 te Zuidlaren en op 30-9-1784 te Gasselte. Na de dood van zijn ouders en zijn oom (Harm Ottens) beheert hij de boedel. Hierover kwam hij in conflict met zijn zwagers Jan Braams en Louwert Nieuwolt, die namens hun vrouwen samen voor de helft erfgenaam waren van zowel hun kinderloos gestorven oom Harm Ottens als hun vader Jan Ottens. In beide gevallen, die in 1784 op de goorsprake werden aangebracht, moest Willem inzage geven in de gehele boedel.[190]
In 1785 trad hij op als eigenerfde bij de ondertekening van een koopacte.[191]
Hij wordt genoemd in het haardstedenregister te Gieten in 1774, 1784 (5, brouwer), 1794 (3, brouwer). In 1804 wordt zijn weduwe genoemd, 3, neringe. In 1797 wordt hij te Gieten genoemd op huisnr. 24: 51 jaar oud, ette.[192] In 1807 wordt zijn weduwe op huisnr. 24 genoemd.[193]

Tr. kerk op 17-6-1784 te Gieten.
Echtgenote is Willemtien Nijenhuis, geb. circa 1762 te Valthe, overl. op 13-10-1814 te Gieten, dr. van Roelof Nijenhuis en Margje Rosing.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Willems Ottens, geb. te Gieten (zie IXa).

2.

 m 

Roelof Ottens, geb. te Gieten, ged. op 4-3-1787 te Gieten, overl. op 7-7-1856 te Gieten.

3.

 m 

Harm Willems Ottens, geb. te Gieten (zie IXb).

4.

 v 

Margien Ottens, geb. te Gieten, ged. op 25-3-1792 te Gieten, overl. op 28-1-1867 te Gieten.
Tr. op 5-12-1816 te Gieten.
Echtgenoot is Jacob Roelofs Engelsman, mutsenmaker, landbouwer, ged. op 26-8-1792 te Wildervank, overl. op 26-1-1871 te Gieten, zn. van Roelof Remmelts Engelsman en Elizabeth Harms Zeeven.
Bewoners 1825 Gieten no. 45b.

5.

 v 

Jantje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 19-10-1794 te Gieten.

6.

 m 

Willem Ottens, geb. te Gieten (zie IXc).

7.

 v 

Willemina Ottens, geb. te Gieten, ged. op 6-7-1800 te Gieten, overl. op 13-2-1865 te Coevorden.
Tr. op 10-4-1823 te Assen.
Echtgenoot is Frans Huis, zilversmid, geb. op 6-4-1794 te Leek, ged. op 21-4-1794 te Leek, overl. op 6-11-1871 te Coevorden, zn. van Cornelis Huis en Trijntje van Slogteren.


VIIIb Harm Ottens, geb. te Gieten, ged. op 2-1-1752 te Gieten, overl. op 11-7-1812 te Bonnen, zn. van Jan Julsing Ottens (zie VII) en Jantje Scheerhoorn.
Hij wordt genoemd in de haarstedenregisters te Bonnen met 4 in 1794 en 1804. In 1798 wordt Harm te Bonnen vermeld als 46-jarige gehuwde man met twee kinderen. Zijn beroep wordt dan omschreven als municipaal.[194] Harm wordt in de lijst van weerbare mannen uit 1811 arbeider genoemd.
Tr. kerk op 5-2-1784 te Gieten.
Echtgenote is Rolina Rosing, geb. te Bonnen, ged. op 24-6-1764 te Gieten, overl. op 1-6-1812 te Bonnen, dr. van Jan Rosing en Lammigje Geerts Meijering.

Uit dit huwelijk:

1.

 v 

Jantje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 10-7-1785 te Gieten, overl. op 26-4-1843 te Bonnen.
Otr. op 3-5-1807 te Gieten, tr. kerk op 29-6-1807 te Odoorn.
Echtgenoot is Harmannus Nijenhuis, landbouwer, geb. op 24-8-1772 te Exloo, overl. op 28-3-1833 te Gieten, zn. van Jan Nijenhuis, karspelbestuurder, en Jantien Willems Rosing.
Hij wordt genoemd in 1797 te Exloo op huisno. 19, 24 jaar oud.[195] Ook wordt hij bwe de bewoners van Gieten in 1825 genoemd op huisno. 21, en in de kadastrale atlas van 1832 op sectie E no. 411.

2.

 v 

Lammigje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 21-9-1788 te Gieten, overl. voor 1793.

3.

 m 

Jan Harms Ottens, geb. te Bonnen (zie IXd).

4.

 v 

Lammigje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 20-10-1793 te Gieten, overl. voor 1802.

5.

 v 

Lammigje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 31-10-1802 te Gieten.


IXa Jan Willems Ottens, logementhouder, ontvanger belasting, landbouwer, geb. te Gieten, ged. op 17-4-1785 te Gieten, overl. op 8-11-1863 te Gieten, zn. van Willem Ottens (zie VIIIa) en Willemtien Nijenhuis.
Bewoners 1825 Gieten no. 22b.
Kad. Atlas 1832 sectie E no. 409,410.

Tr. (1) op 14-3-1816 te Gieten.
Echtgenote is Lammechien Harmens Sloots, geb. te Gieterveen, ged. op 28-2-1795 te Gieten, overl. op 15-8-1857 te Gieten, dr. van Harm Roelofs Sloots, landbouwer, en Aaltje Harms Fransen.
Tr. (2) op 28-1-1859 te Gieten.
Echtgenote is Aaltje Oosting, geb. op 26-10-1816 te Anloo, overl. op 26-10-1875 te Gieten, dr. van Jan Oosting en Geesje Roelofs Lunshof.

Uit het eerste huwelijk:

1.

 v 

Willemtien Ottens, geb. op 6-6-1816 te Gieten, overl. op 20-6-1816 te Gieten.

2.

 v 

Willemtien Ottens, geb. op 9-4-1818 te Gieten, overl. op 9-4-1818 te Gieten.

3.

 m 

Harm Ottens, geb. op 9-10-1819 te Gieten, overl. op 7-9-1847 te Gieten.


IXb Harm Willems Ottens, turftaxateur, landbouwer, geb. te Gieten, ged. op 22-11-1789 te Gieten, overl. op 9-1-1862 te Wildervank, zn. van Willem Ottens (zie VIIIa) en Willemtien Nijenhuis.
Bewoners 1825 Gieten no. 42a.
Kad. Atlas 1832 sectie E no. 688.

Tr. op 16-4-1818 te Gieten.
Echtgenote is Aaltje Hindriks Meijering, geb. te Bonnen, ged. op 25-2-1798 te Gieten, overl. op 28-1-1838 te Wildervank, dr. van Hindrik Meijering, landbouwer, en Roelofje Hindriks Weitering.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Willem Ottens, geb. op 9-2-1819 te Gieten, overl. op 29-11-1857 te Zutphen.

2.

 m 

Hendrik Ottens, landbouwer, geb. op 14-1-1821 te Gieten, overl. op 18-6-1871 te Wildervank.
Tr. op 6-8-1863 te Wildervank.
Echtgenote is Henderika Stoffers Kiel, geb. te Nieuwe Pekela, overl. op 25-8-1925 te Wildervank.

3.

 m 

Roelof Ottens, geb. op 9-3-1823 te Gieten, overl. op 29-12-1904 te Wildervank.

4.

 m 

Jan Meijering Ottens, landbouwer, geb. op 24-1-1825 te Gieten, overl. op 1-7-1872 te Stadskanaal.
Tr. op 20-11-1856 te Wildervank.
Echtgenote is Jantje Baas, geb. op 31-12-1831 te Wildervank, overl. op 16-11-1909 te Sappemeer.

5.

 m 

Jan Ottens, landbouwer, geb. op 17-3-1827 te Gieten, overl. op 30-7-1898 te Rosmalen.
Tr. op 22-10-1863 te Wildervank.
Echtgenote is Aaltje Kiel, geb. circa 1834 te Nieuwe Pekela, overl. op 26-10-1865 te Wildervank.

6.

 m 

Rudolf Ottens, geb. op 9-6-1829 te Gieten, overl. op 29-6-1854 te Wildervank.

7.

 m 

Willem Frederik Ottens, geb. op 28-1-1832 te Gieten, overl. op 19-6-1900 te Groningen.
Tr. op 8-3-1854 te Wildervank.
Echtgenote is Margaretha Rolina Everdina Schukking, geb. op 2-11-1830 te Anloo.

8.

 v 

Willemtje Ottens, geb. op 10-4-1834 te Gieten, overl. op 27-7-1850 te Wildervank.


IXc Willem Ottens, logementhouder, geb. te Gieten, ged. op 20-2-1797 te Gieten, overl. op 1-6-1836 te Rolde, zn. van Willem Ottens (zie VIIIa) en Willemtien Nijenhuis.
Tr. op 18-12-1817 te Rolde.
Echtgenote is Aaltje Elling, ged. op 29-3-1795 te Roswinkel, overl. op 24-6-1859 te Rolde, dr. van Willem Willems Elling, landbouwer, en Geertruida Everwijns Nannings.

Uit dit huwelijk:

1.

 v 

Jantje Ottens, geb. op 11-7-1827 te Rolde, overl. op 14-5-1891 te Rolde.
Tr. op 4-3-1859 te Rolde.
Echtgenoot is Frederik Lodewijk Homan, landbouwer, geb. op 9-10-1806 te Rolde, ged. op 12-10-1806 te Rolde, overl. op 26-11-1867 te Rolde, zn. van Mr. Johannes Homan, landdagcomparant 1786; volmacht landdag 1787, 1791, 1794; schulte Rolde 1795, burgemeester Rolde, en Roelofje Vos.

Grafsteen Frederik Lodewijk Homan te Rolde

2.

 m 

Roelof Ottens, geb. op 14-10-1835 te Rolde (zie Xa).


IXd Jan Harms Ottens, grutter, landbouwer, geb. te Bonnen, ged. op 20-10-1793 te Gieten, overl. op 13-6-1855 te Bonnen, zn. van Harm Ottens (zie VIIIb) en Rolina Rosing.
Bewoners 1825 Bonnen no. 72.
Kad. Atlas 1832 sectie E no. 226.

Tr. (1) op 16-11-1815 te Gieten.
Echtgenote is Aaltje Berents Hogenesch, geb. te Gieten, ged. op 5-2-1797 te Gieten, overl. op 5-4-1845 te Gieten, dr. van Berend Hogenesch, schatbeurder, landbouwer, en Jantje Jans.
Tr. (2) op 28-4-1855 te Borger.
Echtgenote is Aaltien Timmermans, geb. op 12-9-1829 te Emmen, overl. op 3-4-1859 te Bonnen, dr. van Geert Jans Timmermans en Fennegien Didering.

Uit het eerste huwelijk:

1.

 m 

Harm Ottens, geb. op 1-1-1817 te Bonnen (zie Xb).

2.

 v 

Jantje Ottens, geb. op 17-4-1818 te Bonnen, overl. op 20-2-1848 te Gieterveen.
Tr. op 24-4-1843 te Gieten.
Echtgenoot is Reinder Tonnis van der Veen, landbouwer, geb. op 13-7-1815 te Gieterveen, overl. op 25-5-1860 te Gieterveen, zn. van Tonnis Jans van der Veen, landbouwer, en Grietje Reinders Speelman.

3.

 v 

Roelina Ottens, geb. op 31-10-1819 te Gieten, overl. op 26-5-1847 te Gieten.

4.

 m 

Berent Ottens, geb. op 10-11-1821 te Gieten, overl. op 25-11-1825 te Gieten.

5.

 v 

Lammechien Ottens, geb. op 27-9-1823 te Gieten, overl. op 5-11-1852 te Annen.
Tr. op 7-12-1848 te Anloo.
Echtgenoot is Hendrik Houwing, landbouwer, geb. op 9-4-1819 te Annen, overl. op 7-11-1852 te Annen, zn. van Harm Hindriks Houwing, landbouwer, en Hindrikje Jans Houwing.

6.

 v 

Berendina Ottens, geb. op 25-4-1826 te Gieten, overl. op 1-4-1884 te Nieuw-Buinen.
Tr. op 9-5-1854 te Gieten.
Echtgenoot is Jan Copinga, landbouwer, geb. op 12-7-1827 te Borger, overl. op 24-3-1912 te Nieuw-Buinen, zn. van Harmannus Copinga en Jantje Hachting.

7.

 v 

Lammina Ottens, geb. op 9-10-1828 te Gieten, overl. op 7-5-1857 te Gieterveen.
Tr. op 30-3-1853 te Gieten.
Echtgenoot is Harm Groenwold, landbouwer, geb. op 3-12-1829 te Bonnerveen, overl. op 10-1-1903 te Gieterveen, zn. van Remmelt Groenwold, landbouwer te Bonnerveen, en Jantien Harms Meijering.

8.

 v 

Janna Ottens, geb. op 8-3-1831 te Gieten, overl. op 28-11-1852 te Gieten.

Uit het tweede huwelijk:

9.

 v 

Fennegien Ottens, geb. op 28-1-1856 te Gieten, overl. op 6-1-1894 te Gieten.
Tr. op 26-3-1879 te Gieten.
Echtgenoot is Hendrik Eggens, landbouwer, geb. op 31-1-1854 te Bronneger, overl. op 8-7-1888 te Bonnen, zn. van Egge Eggens, landbouwer, en Willemtje Enning.

10.

 m 

Jan Harms Ottens, geb. op 28-1-1856 te Gieten, overl. op 7-11-1856 te Gieten.


Xa Roelof Ottens, bakker, geb. op 14-10-1835 te Rolde, overl. op 10-4-1887 te Rolde, zn. van Willem Ottens (zie IXc) en Aaltje Elling.
Tr. op 24-2-1860 te Rolde.
Echtgenote is Aaltje Meertens, geb. op 6-9-1839 te Gieten, overl. op 25-5-1916 te Zuidlaren, dr. van Harm Meertens, timmerman, en Aaltje Udding.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Harm Ottens, landbouwer, geb. op 24-8-1863 te Rolde, overl. op 22-9-1931 te Rolde.

De boerderij van de familie Ottens aan de Hoofdstraat te Rolde[196]


Tr. op 23-1-1897 te Anloo.
Echtgenote is Grietje Homan, geb. op 23-8-1874 te Eext, overl. op 6-5-1959 te Sleen, dr. van Hindrik Homan, landbouwer, en Willemtien Danker.

2.

 v 

Alida Ottens, geb. op 5-1-1867 te Rolde, overl. op 14-4-1890 te Gieten.
Tr. op 7-6-1889 te Gieten.
Echtgenoot is Berend Kroeze, grofsmid, geb. op 15-1-1865 te Gieten, overl. op 8-2-1914 te Bonnen, zn. van Johannes Kroeze, smid, en Hindrikje Ansing.

3.

 v 

Willemtje Ottens, geb. op 22-10-1868 te Rolde, overl. op 31-10-1933 te Rolde.
Tr. op 10-2-1894 te Gieten.
Echtgenoot is Berend Kroeze, grofsmid, geb. op 15-1-1865 te Gieten, overl. op 8-2-1914 te Bonnen, zn. van Johannes Kroeze, smid, en Hindrikje Ansing.

4.

 m 

Geert Ottens, grofsmid, geb. op 21-10-1882 te Rolde, overl. op 27-1-1942 te Gieten.
Tr. op 9-5-1908 te Gieten.
Echtgenote is Lammechien Steenhuis, geb. op 3-11-1882 te Gieten, overl. op 16-5-1981, dr. van Hendrik Steenhuis, klompenmaker, en Hillegien Speelman.


Xb Harm Ottens, landbouwer, geb. op 1-1-1817 te Bonnen, overl. op 23-4-1866 te Gieten, zn. van Jan Harms Ottens (zie IXd) en Aaltje Berents Hogenesch.
Tr. op 22-5-1849 te Gieten.
Echtgenote is Jantje Jobing, geb. op 2-6-1823 te Eext, overl. op 17-8-1916 te Gieten, dr. van Jan Hendriks Jobing, landbouwer, en Albertien Harms Kors.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Ottens, brievengaarder, geb. op 21-7-1850 te Bonnen, overl. op 16-1-1940 te Gieten.
Tr. op 11-3-1902 te Borger.
Echtgenote is Roelfina Klasina Eggens, geb. op 7-3-1856 te Nieuw-Buinen, overl. op 22-9-1926 te Gieten, dr. van Hindrik Eggens en Trientje Jans Bossema.

2.

 v 

Albertien Ottens, geb. op 14-4-1852 te Gieten, overl. op 29-3-1895 te Bonnen.
Tr. op 27-2-1884 te Gieten.
Echtgenoot is Lambert Meertens, timmerman, logementhouder, geb. op 26-10-1851 te Gieten, overl. op 28-5-1932 te Gieten, zn. van Kars Meertens, timmerman, en Grietje Zwiers.

3.

 m 

Jan Ottens, geb. op 3-6-1854 te Gieten (zie XIa).

4.

 m 

Albertus Ottens, geb. op 2-7-1856 te Gieten, overl. op 26-2-1930 te Odoorn.

5.

 m 

Hendrik Ottens, geb. op 30-10-1858 te Gieten (zie XIb).

6.

 m 

Berend Ottens, landbouwer, geb. op 26-5-1861 te Gieten, overl. op 26-1-1949 te Gieten.
Tr. op 18-8-1917 te Gieten.
Echtgenote is Lammechien Veenhof, geb. op 1-1-1873 te Veenhof, overl. op 12-5-1951 te Gieten, dr. van Maris Veenhof, landbouwer, en Jacobje Poelman.

7.

 m 

Hinderikus Ottens, landbouwer, geb. op 14-10-1863 te Gieten, overl. op 14-8-1909 te Gieten.

8.

 m 

Harm Ottens, geb. op 10-5-1866 te Gieten, overl. op 10-2-1939 te Gieten.


XIa Jan Ottens, landbouwer, geb. op 3-6-1854 te Gieten, overl. op 24-6-1927 te Sleen, zn. van Harm Ottens (zie Xb) en Jantje Jobing.
Tr. op 4-8-1888 te Gieten.
Echtgenote is Gesina Speelman, geb. op 20-3-1867 te Gasselterboerveen, overl. op 1-5-1949 te Schoonoord, Sleen, dr. van Jan Lamberts Speelman, landbouwer, en Annechien Vos.

Uit dit huwelijk:

1.

 m 

Jan Ottens, geb. op 27-9-1888 te Bonnerveen.
Tr. op 3-5-1913 te Gieten.
Echtgenote is Jantje Venema, geb. op 13-4-1891 te Bonnen, dr. van Egbert Venema, landbouwer, en Jantje Huting.

2.

 m 

Harm Ottens, commissionnair, geb. op 19-10-1890 te Bonnerveen.
Tr. op 3-4-1931 te Sleen.
Echtgenote is Geesje Warring, geb. op 12-9-1901 te Schoonoord.

3.

 v 

Jantinus Ottens, geb. op 3-5-1893 te Bonnerveen.
Tr. op 29-4-1922 te Borger.
Echtgenoot is Jantje Stevens, geb. op 2-10-1899 te Exloërmond.

4.

 v 

Annechien Ottens, geb. op 20-6-1896 te Bonnerveen, overl. op 1-12-1935 te Zweeloërveld.
Tr. op 12-1-1917 te Sleen.
Echtgenoot is Thale Haddering, landbouwer, geb. op 20-4-1898 te Wildervank.

5.

 m 

Hendrik Ottens, geb. op 10-10-1898 te Bonnerveen.

6.

 m 

Gezinus Ottens, geb. op 17-5-1901 te Bonnerveen.

7.

 m 

Albertus Ottens, landarbeider, geb. circa 1904 te Bonnerveen, overl. op 8-10-1945 te Odoornerveen.
Tr. op 24-8-1928 te Sleen.
Echtgenote is Jacobje van der Heide.


XIb Hendrik Ottens, landbouwer, geb. op 30-10-1858 te Gieten, overl. op 27-1-1927 te Gieten, zn. van Harm Ottens (zie Xb) en Jantje Jobing.
Tr. op 27-5-1898 te Gieten.
Echtgenote is Albertje Wolthuis, geb. op 4-3-1871 te Gieten, overl. op 20-1-1931 te Gieten, dr. van Reindert Wolthuis, bakker, en Fennechien van der Veen.

Uit dit huwelijk:

1.

 v 

Jantien Ottens, geb. op 20-9-1898 te Gieten, overl. op 8-4-1931 te Gieten.
Tr. op 10-5-1919 te Gieten.
Echtgenoot is Hendrik Hoiting, landbouwer, geb. op 8-2-1889 te Gieten, overl. op 11-1-1972, zn. van Casper Hoiting, landbouwer, en Jakoba Schuiling.



E-mail

 



[1] GrA Archieven van het Klerken- of Fraterhuis te Groningen, inv. no. 131

[2] GrA Archieven van het Klerken- of Fraterhuis te Groningen, inv. no. 283

[3] GrA Archieven van het Klerken- of Fraterhuis te Groningen, inv. no. 193

[4] Gens Nostra 1956, Genealogie van het geslacht Ottens, C. de Graaf jr.

[5] Heringa e.a., Drentse rechtsbronnen, pag. 378

[6] Goorspraken 1598-1602 pg. 70 d.d 14-3-1599

[7] GrA Archieven Fraterhuis inv. no. 243

[8] Etstoel 14 deel 2 folio 8 d.d. 8-10-1610

[9] Etstoel 14 deel 2 folio 192 d.d. 20-4-1612

[10] OSA 621

[11] Etstoel 14 deel 5 folio 191 d.d. 3-6-1622

[12] J. Heringa, Drentse willekeuren. Een nalezing, Zutphen 1982

[13] J. Heringa, Drentse willekeuren uit oudere uitgaven verzameld, Zutphen 1982

[14] Etstoel 14 deel 9 folio 278 d.d. 26-9-1636

[15] Etstoel 14 deel 16 folio 121 d.d. 24-10-1655

[16] GrA RA III x 34 folio 130v d.d. 1652

[17] Etstoel 14 deel 15 folio 453 d.d. 27-3-1655

[18] Etstoel 14 deel 16 folio 121 d.d. 24-10-1655

[19] Goorspraken 1598-1602 pg. 151 d.d. 3-3-1600

[20] OSA 621

[21] Archief Mensinge inv. no. 1465

[22] Etstoel 14 deel 7 folio 9 d.d. 19-6-1626

[23] Etstoel 14 deel 7 folio 73 d.d. 7-5-1627

[24] OSA 841

[25] Etstoel 133 folio 111 d.d. 9-4-1641

[26] OSA 845 folio 193

[27] OSA 845 folio 225

[28] OSA 845 folio 227

[29] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2056

[30] Etstoel 14 deel 8 folio 290 d.d. 24-6-1633

[31] Etstoel 14 deel 9 folio 46 d.d. 27-10-1634

[32] Archief Mensinge inv. no. 1474

[33] OSA 845 folio 226

[34] Voogdijaanstellingen in de stad Groningen 1629-1672, H.J.E. Hartog, Groningen 1995

[35] RAO Huisarchief Vilsteren, inv. no. 2056

[36] OSA 845 folio 227

[37] Etstoel 14 deel 16 folio 122 d.d. 24-10-1655

[38] Archief Mensinge inv. no. 1475

[39] RAO Huisarchief Vilsteren, inv. nr. 2056

[40] Etstoel 14 deel 11 folio 494 d.d. 30-10-1644

[41] Etstoel 14 deel 13 folio 165 d.d. 24-11-1647

[42] Archief Mensinge inv. no. 1473

[43] OSA 845 folio 225

[44] Gens Nostra 1996 pg. 258

[45] Etstoel 14 deel 7 folio 70 d.d. 7-5-1727

[46] Etstoel 14 deel 7 folio 119 d.d. 21-4-1628

[47] Etstoel 14 deel 7 folio 119 d.d. 21-4-1628

[48] GrA Toegang 570 Archief Rummering inv. no. 2 d.d. 17-5-1654

[49] Etstoel 14 deel 14 folio 115 d.d. 22-11-1649

[50] Etstoel 14 deel 15 folio 257 d.d. 23-8-1653

[51] Etstoel 14 deel 15 folio 414 d.d. 27-3-1655

[52] Gens Nostra 1996, Genealogie Ottens, C. de Graaf

[53] Etstoel 14 deel 7 folio 275 d.d. 12-4-1630

[54] Etstoel 14 deel 13 folio 354 d.d. 23-11-1648

[55] H.J.E. Hartog, Voogdijaanstellingen in de stad Groningen 1629-1672, Groningen 1995

[56] Heringa e.a., Drentse Rechtsbronnen, pag. 27-29

[57] Heringa e.a., Drentse Rechtsbronnen, pag. 29-31

[58] Etstoel 14 deel 23 folio 210 d.d. 12-11-1678

[59] GrA RA III ij d.d. 16-8-1679, 9-8-1694, 5-6-1706 en 7-9-1717

[60] Etstoel 9 dossier 3a

[61] Etstoel 14 deel 22 folio 393 d.d. 6-6-1676

[62] Etstoel 14 deel 27 folio 261 d.d. 8-6-1686

[63] NH Archief Gasselte 1662

[64] GrA Statenarchief, inv. nr. 2133, folio 336

[65] H.J.E. Hartog, Voogdijaanstellingen in de stad Groningen 1629-1672, Groningen 1995

[66] OSA 841

[67] Archief Mensinge inv. no. 957

[68] Archief Mensinge inv. no. 1781

[69] Etstoel 14 deel 13 folio 164 d.d. 24-11-1647

[70] Archief Mensinge inv. no. 1471

[71] Archief Mensinge inv. no. 983

[72] Etstoel 14 deel 16 folio 129 d.d. 12-6-1656

[73] Etstoel 14 deel 19 folio 136v d.d. 7-6-1664

[74] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2060

[75] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2057

[76] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2056

[77] Archief Mensinge inv. no. 1485

[78] Archief Mensinge inv. no. 1486

[79] Etstoel 14 deel 22 folio 24 d.d. 1-11-1671

[80] Heringa, Drentse Willekeuren. een nalezing, pag. 5-6

[81] Gens Nostra 1996 pg. 258

[82] Etstoel 14 deel 21 folio 241 d.d. 8-6-1669

[83] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683

[84] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683

[85] Schultenprotocol 264 dee. 2 folio 36 d.d. 7-12-1682

[86] Etstoel 14 deel 26 folio 352 d.d. 11-11-1684

[87] Schultenprotocol 111 deel 2 folio 95 d.d. 1683

[88] Etstoel 14 deel 29 folio 191 d.d. 19-10-1690

[89] Drents Genealogisch Jaarboek 2010 pg. 17

[90] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 26 d.d. 8-12-1682

[91] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 62 d.d. 27-9-1684

[92] Etstoel 14 deel 28 folio 238 d.d. 6-6-1688

[93] GrA RA Wagenborgen folio 241 d.d. 9-8-1688

[94] Etstoel 14 deel 31 folio 130v d.d. 12-11-1695

[95] GrA Weeskamerarchief inv. nr. 77 d.d. 1668

[96] GrA Weeskamerarchief inv. nr. 108 d.d. 1678

[97] Etstoel 14 deel 17 folio 271 en 319 d.d. 22-5-1660

[98] GrA RA Westerlee/Heiligerlee d.d. 28-12-1672

[99] GrA RA Westerlee d.d. 15-8-1676

[100] Schultenprotocol 264 deel 1 folio 21. d.d. 3-11-1666

[101] Heringa, Drentse Willekeuren. een nalezing, pag. 5-6

[102] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 8 d.d. 14-8-1682

[103] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 23 d.d. 8-12-1682

[104] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 24 d.d. 14-08-1682

[105] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 25 d.d. 8-12-1682

[106] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2046

[107] Archief Mensinge inv. no. 1221

[108] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 180 d.d. 5-4-1690

[109] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 325 d.d. 27-5-1705

[110] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 358 d.d. 15-9-1706

[111] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 382 d.d. 28-3-1709

[112] Schultenprotocol 266 deel 1 folio 61 d.d. 4-1-1714

[113] Archief Mensinge inv. No 1221

[114] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 94 d.d. 26-6-1739

[115] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 16 d.d. 4-2-1738

[116] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 54 d.d. 20-1-1737

[117] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 59 d.d. 11-12-1738

[118] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 94 d.d. 26-6-1739

[119] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 141 d.d. 17-9-1737

[120] OSA 1785 pg. 656

[121] Schultenprotocol 264 deel 1 folio 25-26 en 28

[122] Etstoel 14 deel 21 folio 412 d.d. 18-10-1670

[123] Heringa, Nalezing, pg. 5-7

[124] Etstoel 14 deel 22 folio 197 d.d. 8-12-1674

[125] Etstoel 14 deel 22 folio 365 d.d. 6-6-1676

[126] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683

[127] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683

[128] OSA 868

[129] Etstoel 14 deel 30 folio 116 d.d. 13-11-1693

[130] Etstoel 14 deel 32 folio 353 d.d. 16-11-1697

[131] Drost en Gedeputeerden XII pg. 52 d.d. 21-2-1704

[132] Drost en Gedeputeerden XII pg. 69 d.d. 12-6-1704

[133] Drost en Gedeputeerden XII pg. 254 d.d. 12-9-1710

[134] Met dank aan Hendrik Jan Homan

[135] GrA Toegang 730 inv. no. 1493 pg. 170 d.d. 16-6-1703

[136] Heringa. Nalezing. 5-7

[137] Etstoel 14 deel 30 folio 12 d.d. 7-11-1692

[138] Etstoel 14 deel 26 folio 140 d.d. 13-11-1683

[139] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 36 d.d. 7-12-1682

[140] P. Brood, Belastingheffing in Drenthe 1600-1822. Meppel 1991. pag. 107

[141] Archief Mensinge inv. no. 1001

[142] Archief Mensinge inv. No 1001

[143] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 142 d.d. 16-1-1688

[144] OSA 1785 pg. 622 d.d. 23-7-1697

[145] Archief Mensinge inv. no. 1221

[146] E.D. Eijken. Rep. op de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen 1379-1805 dl. 7. pg. 1942 en 1634

[147] Archief Mensinge inv. no. 1003

[148] Etstoel 14 deel 22 folio 54 d.d. 1-11-1671

[149] Etstoel 134 d.d. 20-9-1708, nr. 8

[150] Archief Mensinge inv. no. 1510

[151] Archief Mensinge inv. no. 982

[152] [Archief Mensinge inv. no. 104

[153] Schultenprotocol 262

[154] Etstoel 14 deel 42 folio 19 e.v. d.d. 13-6-1724

[155] Etstoel 14 deel 44 folio 224 d.d. 20-7-1735

[156] Etstoel 14 deel 44 folio 240 d.d. 30-11-1735

[157] Schultenprotocol 264 deel 3 folio 194 d.d. 11-11-1706

[158] Etstoel 134 d.d. 11-9-1702 Borger

[159] Schultenprotocol 264 deel 3 folio 195 d.d. 4-5-1714

[160] Archief Mensinge inv. no. 102

[161] Schultenprotocol 266 deel 2 folio 261 d.d. 22-9-1728

[162] Schultenprotocol 266 deel 2 folio 293 d.d. 26-1-1731

[163] Schultenprotocol 266 deel 4 folio 108 d.d. 31-10-1736

[164] Etstoel 14 deel 42 folio 65 d.d. 26-6-1725

[165] Schultenprocotol 266 deel 2 folio 263

[166] Haardstederegister 1744, acten van remis

[167] C. de Graaf jr. en J. Darwinkel, De familie Dartwinckel in Gieten, 1610-1811, in: Gens Nostra 45
(1990)

[168] Schultenprocotol 264 deel 4

[169] Etstoel 14 deel 47 folio 246v d.d. 19-11-1743

[170] Familiearchief Poelman, inv. nr. 2 (particulier bezit)

[171] Schultenprotocol 266 deel 2 folio 121 d.d. 15-4-1728

[172] Schultenprotocol 266 deel 3 folio 188 d.d. 27-2-1736

[173] Schultenprotocol 266 deel 3 folio 400 d.d. 17-12-1739

[174] Etstoel 14 deel 43 folio 93v d.d. 1-6-1728

[175] Schultenprotocol 262

[176] Etstoel 9 dossier 60 d.d. 1717

[177] Archief Mensinge inv. no. 1004

[178] Schultenprotocol 264 deel 2 pag. 377 d.d. 28-12-1708

[179] Etstoel 9 dossier 60 stuk d d.d. 21-1-1717

[180] Archief Mensinge inv. no. 982

[181] Archief Mensinge inv. no. 1451

[182] Archief Mensinge inv. no. 1489

[183] Etstoel 134 nr. 11 Borger d.d. 4-10-1764

[184] Schultenprotocol 266 deel 7 folio 13 d.d. 6-5-1765

[185] Schultenprotocol 266 deel 7 folio 179 d.d. 7-2-1767

[186] Etstoel 9 dossier 170 d.d. 13-2-1756

[187] OSA 1383

[188] OSA 1807

[189] Drents Genealogisch Jaarboek 2001

[190] Etstoel 134 d.d. 30-9-1784

[191] Familiearchief Poelman, inv. nr. 8. (in particulier bezit)

[192] OSA 1383

[193] OSA 1513

[194] OSA 1383

[195] OSA 1383

[196] Drents Archief