laatste update: 1-10-2017
Voor deze genealogie zijn o.a. de volgende bronnen gebruikt:
Gens Nostra 1996: Genealogie Ottens, door C. de Graaf
I Willem Ottens, geb. circa 1500 te Anloo,
overl. na 1565
te Anloo.
Wyllem Ottens schenkt samen met zijn vrouw Grethe op
30-4-1549 hun aandeel in het fraters-erve, dat ze kort ervoor hadden gekocht
van Hendrick, Johan en Jacob Benynge en Johan Helinge te Borger uit de
nalatenschap van Johan Meisteringe.[1] Een dag later, op 1-5-1549 kopen Willem en zijn vrouw een
losrente op het fraterhuis, welke rente in 1590 door Harmen Ottens werd
verkocht aan het Ghisebert Arents, voogd van het Vrouw Ludeken Jarghes-gasthuis
te Groningen.[2]
In 1553 wordt Willem nog vermeld als buur te Anloo, waarbij
hij de acte ondertekent met zijn handmerk.[3]
Zijn laatste levensteken dateert van 1565, wanneer hij wederom als buur te
Anloo voorkomt.[4]
Tr. kerk voor
1535.
Echtgenote is Grethe N.N. Overl. na 1549.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Jan Ottens, geb. circa 1530
te Anloo
(zie II). |
II Jan Ottens, geb. circa 1530
te Anloo,
zn. van Willem Ottens (zie I) en Grethe N.N.
Er is geen bewijs, dat Jan Ottens de ontbrekende schakel
tussen Wyllem en Harmen Ottens is. Echter, vier kleinzonen in generatie IV
dragen de naam Jan Ottens. Rond de tijd dat de zoon van Wyllem moet hebben
bestaan, leefde in Anloo een Jan Ottens, die in 1565 genoemd wordt. Harman en
Bastiaen Tutens werd in dat jaar huisvredebreuk in het huis van Jan Ottens ten
laste gelegd, omdat ze in ´toernigen moede´ spek hadden willen
stelen, waarbij Gheert, de knecht werd verwond. De zin ´in het huis
van´ duidt in die gevallen waarin het bewijsbaar is telkens op een
herberg, een beroep dat in de volgende generatie zeker werd uitgeoefend.
Overigens hadden diezelfde (broers?) Tutens ook nog een pul
gestolen uit het huis van Banning, welke pul later kapot in de Anner Esch werd
teruggevonden.
Kinderen:
1. |
m |
Harm Ottens, geb.
circa 1565
te Anloo
(zie IIIa). |
2. |
m |
Jacob Ottens,
geb. circa
1570 (zie IIIb). |
3. |
v |
IIIa Harm Ottens, ette Oostermoer
1616-1635, geb. circa
1565 te Anloo,
zn. van Jan Ottens (zie II).
De vroegste vermelding van Harmen Ottens betreft een
dorsale aantekening uit 1590 op een charter van het fraterhuis te Groningen,
oorspronkelijk eigendom van Wyllem Ottens. Op een goorsprake van 1596, werd
aangegeven, dat Dierck van Alten, de knecht van Harmen Ottens, een zekere Jan
Hindricx had vermoord. Zelf werd hij op diezelfde goorsprake ook vermeld en wel
wegens zoiets als huisvredebreuk bij Jan Stavaste.[5]
Harmen Ottens treedt op als buur te Anloo op de goorspraken
van 1599 en 1602.[6]
Hij is op 23-9-1603 landdagcomparant voor Oostermoer. In 1605 ondertekende hij
namens Barolt Jans een overeenkomst tussen Barolt en het Fraterhuis te
Groningen, aangezien Barolt zelf niet in staat was een handtekening te zetten.[7]
In 1610 krijgt een zoon van Harmen Ottens een pak slaag,
evenals in 1612.[8],[9] In
dat laatste jaar wordt Harmen te Anloo vermeld als landbouwer met 50 mud
bouwland.[10] Hij is in 1616 ette voor het Oostermoer.
In 1622 wordt hij beschuldigd van het ontmaagden van de
dochter van Hendrick Winters. Hij ontkende alles en weigert dan ook de door
Hendrick geëiste 100 daalders te betalen.[11]
Tussen 1610 en 1653 ondertekende Harmen alle wilkeuren van
Anloo (voor zover ze door Heringa c.s. zijn uitgegeven).[12],[13]
In 1636 daagt zijn zoon Bastiaan Ottens hem voor de
Etstoel. Het lijkt er op, dat Harmen borg voor zijn zoon had gestaan, maar
later diens schuld ter hoogte van ruim 35 gulden aan Elle Geerts niet wilde
betalen. Via de Etstoel wordt vader Harmen veroordeeld alsnog de schuld te
voldoen.[14]
Op het lotting van 24-10-1655 keurt de Etstoel de verdeling
van de goederen van Harmen Ottens door zijn (klein)kinderen goed.[15]
Jan Swartwolts en Harmtien Luitiens, Jan Swartwolts mede
voor zijn zwager Engelbert Lucas tot Rotterdam, Jan Hindrickx voor zichzelf en
als legitimus tutor van zijn kinderen bij zijn zal. huisvrouwen vader Harmen
Hilbrants Cnuppel, Roelef Haecke voor Lammegen zijn huisvrouw, Jan Ottens voor
Baweijen zijn huisvrouw, mede instaende voor zijn moeder Egbertien Meijeringhs
en voor zijn broeder en zuster, voorn. Roelef Haecke en voorn. Jan Hindricks
voget over wilen Bastiaen Ottens drie onmondige kinderen en mede instaende hun
derselver swager en suster Ecke Jurriens en Wenneijen Ottens e.l., normaals
Roelef Haecke als voormond over wilen Jan Ottens en Trijntien gewesene e.l.
kinderen, gezamenlijke erfgenamen respective van wijlen Willem Ottens en
gemelte Ariaentien Christoffers gewesene eheluiden, verkopn aan Elinck Goddens
en Baweijen Claesen e.l. de gerechte helft van een huis met een camer ten Z.
ervan aan de Oosterzijt in Heerstraete. Prijs niet genoemd maar voldaan.[16]
Tr.
Partner is Wennigje
Bastiaans Vogelinge?
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Jan Ottens, geb. circa 1590
te Anloo
(zie IVa). |
2. |
v |
Geesje Ottens, geb. circa 1590 te Anloo. |
3. |
m |
Willem Ottens, geb. circa 1590 te Anloo. |
4. |
v |
Trijntje Ottens, geb. circa 1595 te Anloo,
overl. voor
1654 te Anloo. |
5. |
m |
Bastiaan Ottens,
geb. circa
1600 te Anloo
(zie IVb). |
6. |
m |
Jan Ottens, geb. circa 1600
te Anloo
(zie IVc). |
7. |
v |
Lammigje Ottens, geb. circa 1605 te Anloo. |
8. |
v |
Aaltje Ottens. |
9. |
v |
Wennigje Ottens. |
IIIb Jacob Ottens, geb. circa 1570,
overl. circa
1624, zn. van Jan Ottens (zie II).
Jacob Ottens wordt in 1600 voor het eerst genoemd als buur
op een goorsprake.[19] In 1612 staat hij vermeld in het register van bezaaide landen.[20]
Samen met zijn vrouw Jeije Karst Wyffendr en zijn zwager
Johan Eppinge en diens vrouw Jantje Karst Wyffendr kopen zij van hun
schoonzuster Wemele Karst Wyffendr, weduwe van Berent Eninge op 11-6-1622 enige
onroerende goederen, afkomstig van Karst Wyffen.[21]
In 1626 blijkt Jacob inmiddels te zijn overleden. Jeye, de
weduwe van Jacob Ottens wordt dan genoemd als partij in een proces voor de
Etstoel.[22] Een jaar later laat ze beslag leggen op de goederen van Geert
Maethuys, die nog een bedrag van 50 gld. schuldig was. Geert verzet zich, maar
krijgt van de Etstoel geen gelijk. Veel indruk lijkt het niet op Maethuys te
hebben gemaakt, aangezien de zaak een jaar later weer voorkomt. Maethuys verschijnt
niet en wordt daarom ´bij verstek´ veroordeeld tot het alsnog
betalen van de 50 daalders.[23]
Jeije (Ottens, zoals zij meestal staat vermeld) wordt in
1630 samen met haar zwager Jan Lamberts Eppinge vermeld in 1630 als eigenares
van drie grote erven in Gieten: het ´Ubben-erve´ het
´Hebbelinge-erve´ en een derde erf, waarvan geen naam is
overgeleverd.
Zij had "mit haer kinderen" een erf te Gieten ter
waarde van 8400 gulden, het hoogst aangeslagen huis in het hele kerspel Gieten.[24]
In 1641 kwam Jeije in conflict met haar meyer Willem Lantinge.[25]
Weliswaar kreeg Jeye op de goorsprake geen gelijk, maar het leidde er
uiteindelijk wel toe, dat Willem de huur kreeg opgezegd en dat er een nieuwe
meyer kwam: Geert Scheerhoren. Haar laatste vermelding dateert uit 1646,
waarbij Geerts zoon Harmen Scheerhoorn nog als haar meyer staat vermeld.[26]
In 1654 is dit huis afgebroken. De erfgenamen van wijlen Jeye Ottens, te weten
Jan Ottens, Jan Hindricx Brouwer en consorten, hebben het afgebroken en te
Noordlaren verkocht. De schuur is door Jan Roelofs op Bonnerveen overgenomen.[27]
Tr.
Partner is Jeie Karst, geb. circa 1570, dr. van Karst Wiffe, onderschout Gieten,
schulte Gieten., en Hille N.N.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Jan Ottens, geb. circa 1600
te Gieten
(zie IVd). |
2. |
v |
Wemeltje Ottens, geb. circa 1600 te Gieten,
overl. na
1662. |
3. |
v |
Hebeltje Ottens, geb. circa 1600 te Gieten,
overl. na
1644 te Groningen. |
4. |
v |
Aaltje Ottens, geb. circa 1605 te Gieten,
overl. na
1655. |
5. |
v |
Lammigje Ottens, geb. circa 1610 te Gieten,
overl. na
1650. Handtekening Jan Hindriks[44] |
6. |
v |
N.N. Ottens. |
IVa Jan Ottens, geb. circa 1590
te Anloo,
zn. van Harm Ottens (zie IIIa) en Wennigje Bastiaans Vogelinge?
In 1627 voert Jan Ottens namens zijn vrouw Egbertje
Meijering een proces tegen Cornelisje (Meijering), weduwe van Hendrick Knotte.
Jan Ottens eist dat het testament van Jan Meijering Meijering uit 1626, waarin
bepaald wordt dat Cornelisje een erfdeel in het Jobinge-erve en het Jacob
Meijering-erve te Eext zou krijgen, ongeldig wordt verklaard. Er is volgens Jan
Ottens namelijk sprake van erfgoederen en dan zijn alle erfgenamen gerechtigd.
Het verweer luidt, dat de goederen gekocht zijn door de testator. Verder zou
Jan Ottens niet de juiste man zijn om tegen het testament in te gaan, aangezien
er nog volle broers van de testator in leven zijn, terwijl Egbertje slechts
"de testator broeders dochter" is. De zaak gaat naar de volgende
lotting.[45] Op de lotting van 1628 zien we beide partijen dan ook weer
tegenover elkaar staan. Cornelisje, inmiddels hertrouwt met Gabbe Lijpkens,
voerde een getuigenis aan, waaruit zou blijken, dat de erfenis inderdaad uit
aangekochte gronden bestond. Ook Jan Ottens heeft bewijzen bij zich, alsmede
een bewijs voor de bewering, dat Jan Meijering Meijering zijn testament later
heeft herroepen.[46] De leden van Etstoel stellen Jan Ottens en zijn vrouw
uiteindelijk in het gelijk. Jaren later, in 1651, staan beide partijen weer
voor het gerecht. Nu hebben beide partijen echter het zelfde doel: recht halen
in verband met de erfenis van Albert Meijering. In beide gevallen oordeelde de
Etstoel, dat men het maar in der minne moest schikken door middel van
tussenkomst van Barelt Julsing en Roelof van Selbach.[47]
Op 17-5-1654 verkopen Egbert Ottens en zijn vrouw Swantien
aan zijn moeder Egbertien Meijering van een zuider kamer met de zuider akker
gelegen ten oosten van de Heereweg te Haren verleden voor de gezworenen w.o.
Roeleff Rummerink, Thies Rummerink en Johannes Rummerink.[48]
Egbert Ottens en Jan Ottens voor zich en als lasthebbende
van hun moeder Egbertje Meijering zijn eisers in een geschil voor de Etstoel
tegen de erfgenamen van erfgenamen van wijlen Grietje Meijering te Eext. Het
betreft een geschil over de erfenis van wijlen Albert Meijering. Volgens
verweerder is de citatie alleen ten huize van Jan Meijering gebeurt, die geen
volmacht heeft van de andere erfgenamen.[49]
Ook in 1655 komt deze zaak weer voor de Etstoel.[50]
Op 27-3-1655 is er weer sprake van dit geschil. Egbertje
Meijering, weduwe van Jan Ottens voor haar en haar kinderen eisen hun deel van
de erfenis van van Johan Meijering te Eext voor hem en de andere erfgenamen van
wijlen Grietje Julsing anders Meijering.
De eiser een is dochter van wijlen Jan Campinge, die een
broer is geweest van wijlen Albert Meijering te Eext, waarmee zij erfgenaam is
van de goederen van Albert Meijering. Volgens verweerder zijn er meerdere
sententies in het verleden geweest (o.a. 1-6-1618) in geschillen tussen Jan
Campinge en Griete Meijering. Er is volgens verweerder een afkoop geweest op
26-4-1624, waardoor de eiser geen recht heeft op de erfenis.[51]
Kinderen: Jan Ottens en Egbert Ottens.
Tr. kerk circa
1615.
Echtgenote is Egbertje Meijering, geb. circa 1585, dr. van Jan Camping Meijering.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Egbert Ottens, geb. circa 1615, overl. na 1651. |
2. |
m |
Jan Ottens, geb. circa 1617
(zie Va). |
3. |
v |
IVb Bastiaan Ottens, geb. circa 1600
te Anloo,
zn. van Harm Ottens (zie IIIa) en Wennigje Bastiaans Vogelinge?
In 1630 eist Bastiaan Ottens[52] namens zijn vrouw van Roelof Meursing een schuldbekentenis
terug, die al jaren daarvoor door de mombers van zijn vrouw zou zijn
terugbetaald.[53] In 1630 wordt Bastiaan vermeld als voor een derde eigenaar van
het erf van zijn vader Harmen Ottens te Anloo, samen met zijn broer jonge Jan
Ottens. Voor 1644 is hij overleden en laat onmondige kinderen na. In 1644 is
hij reeds overleden, wanneer Egbert Antoni als voogd over zijn onmondige
kinderen wordt aangesteld. Zijn weduwe hertrouwt vóór 1648 met
Rutger Jansen, van Haren.
In 1648 speelt namelijk een proces voor de Etstoel tussen
Rutger Jansen, wonende te Haren namens zijn stiefdochter Jacobje Ottens tegen
Geert Schilt te Groningen, inzake gedane trouwbeloften. Het is niet zeker, maar
wel waarschijnlijk, dat Jacobje op dat moment zwanger is.[54]
Kinderen: Boele, Jacobje, Bastiaan, Jacob, Wennigje,
Hindrikje Ottens.
Tr.
Partner is Hindrikje Meijering, geb. circa 1610, dr. van Meijering Meijering en Jantje Julsing.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Boele Ottens,
geb. circa
1627 te Anloo
(zie Vb). |
2. |
v |
Jacobje Ottens, geb. circa 1632 te Anloo. |
3. |
m |
Bastiaan Ottens,
geb. circa
1633 te Anloo
(zie Vc). |
4. |
m |
Jacob Ottens, geb. circa 1635 te Anloo. |
5. |
v |
Wennigje Ottens, geb. circa 1638 te Anloo,
overl. op 22-6-1688
te Anloo. Hantekening Luitje Tebinge[63] |
6. |
v |
Hindrikje Ottens, geb. circa 1640 te Anloo. |
IVc Jan Ottens, geb. circa 1600
te Anloo,
zn. van Harm Ottens (zie IIIa) en Wennigje Bastiaans Vogelinge?
Getuigen bij het huwelijk zijn Gese Harmens (= Geessien
Ottens), zuster van Jan Ottens, en Grete Willems, de moeder van de bruid.
In 1630 wordt hij nog vermeld als 1/3 eigenaar van het erf
van zijn vader, Harmen Ottens te Anloo.
Hij woont dan reeds te Haren, waar hij in dat jaar wordt
vermeld als eigenaar van 10 grazen land.[64]
Hij overleed vóór 1651 toen Roelof Haeck als
voormond. Luitjen Geerts en Dietert Jansen als voogden over zijn kinderen
werden aangesteld.[65]
Otr. op 5-1-1628
te Groningen,
tr. kerk op 3-2-1628
te Groningen.
Echtgenote is Trijntje Geerts, geb. circa 1600 te Groningen,
dr. van Geert N.N. en Grietje Willems.
Uit dit huwelijk:
1. |
v |
Wennigje Ottens, geb. circa 1630. |
2. |
v |
Grietje Ottens, geb. circa 1630 te Haren. |
3. |
m |
Willem Ottens,
geb. circa
1630 te Haren
(zie Vd). |
4. |
m |
Jan Ottens, geb. circa 1635
te Haren
(zie Ve). |
5. |
m |
Jacob Ottens,
geb. circa
1635 te Haren
(zie Vf). |
IVd Jan Ottens, geb. circa 1600
te Gieten,
overl. op 1-10-1680
te Gieten,
zn. van Jacob Ottens (zie IIIb) en Jeie Karst.
Hij wordt in 1630 genoemd te Gieten met een huishouding van
9 personen.[66]
Op 21-6-1635 verwilkeuren de buren van Gieten, dat niemand
meer turf op de Alersche Maet zou werpen, op straffe van een boete van 10
goudgulden aan de drost en een halve ton bier aan de buren. Tot de
ondertekenaars behoorden onder andere Jan Ottens en zijn oom Jan Eppinge. In
1641 is Jan Ottens betrokken bij de verdeling van venen en dalgronden te
Bonnen. In datzelfde jaar worden ook de gronden, welke buiten de scheiding
waren gehouden, beschreven.[67]
Op 11-9-1645 wordt de erfenis van Otto ten Heest verdeeld
tussen Jan Ottens en Trientien Campinge, Otto´s tweede vrouw, enerzijds
en Willem Hamminge, Trientiens (voor)zoon, anderzijds.[68]
Diverse personen ondertekenden de acte: Willem Hidding, Roelof Homans, Jan
Eppinck, Barelt Julsing, Jan Jans Meijeringe, Geert Harmens, Jan van Amen,
Harmen Hilbinge en Harmen Hidding. Dit zullen niet allemaal familieleden zijn
geweest, maar sommigen (helaas is niet genoteerd wie) worden als mombers
aangemerkt en die zullen mogelijk familie zijn geweest.
In 1647 wordt er een proces gevoerd inzake de erfenis van
de familie Ten Heest.[69]
Roelof Homans, Jan Eppinge, Jan Meijering en Barelt Mensing treden op als
mombers over de kinderen van wijlen Jan ten Heest, die een broer blijkt te zijn
geweest van Aeltien, de vrouw van Jan Ottens. Jan Ottens is dan ook de tegenpartij.
De zaak gaat om een stuk land, afkomstig van Jantijn ten Heest, die resp.
grootmoeder en moeder van partijen wordt genoemd. De datum van haar testament
(20-1-1646) zal echter een fout zijn, aangezien Otto ten Heest (de echtgenoot
van Jantijn) reeds in 1645 een vrouw Trientien Campinge naliet.
Een jaar later, in 1648, draagt Jan Ottens een stuk land in
de marke van Bonnen, dat hij in mandelig (gemeenschappelijk) bezit had met Jan
Hilbinge, over aan Willem Hiddinge en zijn vrouw Lammechien (Hilbinge).[70]
In 1656 wordt beslag gelegd op de goederen van Jan Ottens
in verband met een openstaande schuld door Claes van Holle. Ook Jan Eppinge was
hiervan het slachtoffer. Met diezelfde Claes van Holle had Jan Ottens
regelmatig problemen.[71],[72]
In 1664 hebben de beide kemphanen elkaar uitgescholden. Jan
heeft Claes uitgescholden voor dief, terwijl Claes Jan voor een
"hoorendraeger" had uitgemaakt.[73]
De zaak wordt uiteindelijk in der minne geschikt.
Op 4-12-1660 verkoopt Jan Ottens, mede voor Hindrick Jacobs
en Jan ten Heest aan Johan Canter een akker in de Heesebos te Gieten.[74]
Uit 1662 is een rekening van Jan Ottens bewaard gebleven, lopende van 1654 tot
1662.[75] In datzelfde jaar blijkt hij 2 1/2 waardeel te bezitten, waarmee
alleen zijn neef Jan Eppinge (3 1/2 waardeel) en Jan Canter (3 1/4 waardeel)
meer bezitten.[76]
In 1666 koopt hij op een openbare verkoop van de erfgenamen
van de heer Sijgers een stuk grond voor 100 daalder.[77]
Op 25-11-1668 ruilt hij, samen met zijn meerderjarige zonen
(Jacob, Hendrick en Otto), enkele stukken land met Lambert, Carst en Jan
Eppinge, zijn neven van moederszijde. Ten eerste verdelen ze grond en bossen in
De Heese, waarbij de Eppinge´s de westzijde kregen en Jan Ottens het
oostelijke deel. Eppinge verkrijgt daarnaast de "Ronde Busschen",
inclusief de ondergrond, een goorde in de buiten-goorden tussen Luyten Deckens
en Sloots, een stuk weide in de "Noortveensche Dallen" en enig
hooiland in het ´Noortende´. Jan Ottens verkrijgt grond en bos in het
Dwarsbosje, strekkende tot aan de "Ronde Busschen", en een akker
langs het dwars-bosje. Eppinge verkreeg het recht van "vrije drift en
vaert" om in de "Ronde Busschen" te komen. Tenslotte krijgt Jan
Ottens het Eppinge land.[78]
In 1671 ligt Jan Ottens overhoop met Tije Jansen en Harmen
Scheerhoorn uit de Veenhof, omdat de beide heren varkens hadden geweid op de
landerijen van Jan Ottens.[79]
In datzelfde jaar tekende zijn zoon Otto in zijn plaats een wilkeur: "Otto
Ottens, van wegen myn vader Jan Ottens".[80]
Pas op zeer late leeftijd wordt hij tot lidmaat van de kerk
van Gieten aangenomen - overigens samen met zijn zoon Otto - en wel op 6-9-1678:
nadat hij "haar een tydtlanck hadden geabsenteert".
handtekening Jan Ottens[81]
Tr. kerk circa
1630.
Echtgenote is Aaltje ten Heest, geb. circa 1610 te Gieten,
overl. op 6-3-1682
te Gieten,
dr. van Otto ten Heest en Jantien N.N.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Jacob Ottens,
geb. circa
1630 te Gieten
(zie Vg). |
2. |
v |
Wennigje Ottens, geb. voor 1635 te Gieten,
overl. na
1702. |
3. |
m |
Hindrik Ottens,
geb. circa
1635 te Gieten
(zie Vh). |
4. |
v |
Jantje Ottens, geb. circa 1644 te Gieten,
overl. 1686
te Zuidlaren. |
5. |
v |
Hilligje Ottens, geb. circa 1645 te Gieten,
overl. v.
11-1695. |
6. |
m |
Otto
Ottens,
geb. circa
1646 te Gieten
(zie Vi). |
7. |
v |
Grietje Ottens, geb. circa 1648 te Gieten,
overl. na
11-1695. Handtekening Jan Roelofs Bloemberg[89] |
8. |
m |
Carst Ottens, geb. circa 1650 te Gieten. |
Va Jan Ottens, geb. circa 1617,
overl. na 1651,
zn. van Jan Ottens (zie IVa) en Egbertje Meijering.
Tr. kerk circa
1652.
Echtgenote is Bauwe van der Stappen, geb. circa 1625, dr. van Andries van der Stappen en Jeije Abbring.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
|
2. |
m |
|
3. |
v |
Vb Boele Ottens, geb. circa 1627
te Anloo,
zn. van Bastiaan Ottens (zie IVb) en Hindrikje Meijering.
Bij het huwelijk met Niesje Haijens is Ecke Jurjens. Ook
Jan Ottens is geconsenteerd. Bij het huwelijksregistratie met Elisabeth Dijmers
is Jan Dijmer als vader aanwezig.
De oudste vermelding van Boele betreft zijn inschrijving
als koekebakkersknecht in Groningen in 1644, toen hij tussen de veertien en
negentien jaar oud was. In 1653 wordt hij ingeschreven als lid van
het bakkersgilde te Groningen. Hij heet dan van Haren
afkomstig te zijn. Dit is zeer goed mogelijk, aangezien zijn moeder met haar
tweede echtgenoot te Haren woont.
Op 7-7-1668 koopt Boele de beide kinderen uit zijn eerste
huwelijk af van de boedel van hun moeder. Hun voogd is dan Jan Hayens, een
broer van hun moeder.[95]
Op 30-8-1677 wordt Harmen Dekens aangezworen als voormond over Boele Ottens
kinderen bij Elisabeth verwekt, en gedurende de scheiding Jan Vriese ad idem
als voogd en Ernst Dijmer als voogd.[96]
Otr. (1) op 2-4-1653
te Groningen,
tr. kerk op 3-5-1653
te Groningen.
Echtgenote is Niesje Haijens.
Otr. (2) op 30-5-1668
te Groningen,
tr. kerk op 18-6-1668
te Groningen.
Echtgenote is Elisabeth Dijmers, dr. van Jan Dijmers en Stijntje N.N.
Uit het eerste huwelijk:
1. |
v |
Jeichje Boelens, ged. op 11-3-1654 te Groningen. |
2. |
m |
Bastiaan Boelens,
ged. op 13-1-1656
te Groningen
(zie VIa). |
Uit het tweede huwelijk:
3. |
m |
Vc Bastiaan Ottens, geb. circa 1633
te Anloo,
overl. op 6-12-1697
te Anloo,
zn. van Bastiaan Ottens (zie IVb) en Hindrikje Meijering.
Bastiaan Ottens is waarschijnlijk identiek aan Bastiaan
Vogelinge. Op 22-5-1660 speelt er voor de Etstoel een proces af tussen Bastiaan
Bastiaans Vogelinge te Anloo enerzijds en Geesje Tebinge, weduwe van Jan
Freriks is de Veenhof, op dat moment de echtgenote van Peter Lamberts te
Zuidlaren inzake een lening van 100 gulden, waarvan de helft nog terugbetaald
moest worden.[97] Geesje verklaart onder ede niet te weten, dat haar eerste man
het geld had geleend, waardoor de eis ´van onwaerde´ wordt
verklaard.
In de wilkeur van 1672 wordt Bastiaan Vogelinge direct na
de meyer (pachtboer) van de familie Ottens vermeld als gebruiker van 1/4 waar
(de meyer van Ottens voor een heel waar). Samen hebben ze dus de 1 1/4 waar,
waarover de familie Ottens de beschikking had. In 1684 wordt hij samen met zijn
zuster Jacobje en zwager Luitien Tebinge vermeld. Alleen bij zijn overlijden op
6-12-1697 staat hij als Bastiaan Ottens vermeld.
Tr.
Partner is Jantje N.N.
Uit dit huwelijk:
Vd Willem Ottens, geb. circa 1630
te Haren,
zn. van Jan Ottens (zie IVc) en Trijntje Geerts.
Bij de ondertrouw is voor hem aanwizig Egbert Anthoni, en
voor haar J. Carels?? als vader. Otr. op 5-2-1651 te Groningen.
Echtgenote is Geertje Jacobs, geb. circa 1630 te Groningen.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Ve Jan Ottens, geb. circa 1635
te Haren,
zn. van Jan Ottens (zie IVc) en Trijntje Geerts.
Jan Ottens en Roelefien zijn huisvrouw worden lidmaat te
Westerlee in 1669.
Jan Ottens en Roelfien Arents lenen op 28-12-1672 van hun
verre neef en nicht, maar tevens plaatsgenoten Jan Roelofs Bloemberch en
Grietien Ottens een bedrag van 100 gulden.[98]
Jan overleed omstreeks 1674/5; voogd over zijn en Roelfiens
kinderen is Willem Ottens, waarschijnlijk een broer van de vader. Andere
voogden zijn Roelof Arents en Eppo Jan Coerts.[99]
Volgens dat contract kunnen de kinderen nog rechten doen gelden uit hun vaders
nalatenschap in Drenthe. Jans weduwe hertrouwt in 1676 met Wilcke Dercks. Bij
het huwelijk treden onder andere haar broer Roelof Arents en haar zuster
Arentien Arents op als getuige.
Tr. kerk voor
1669.
Echtgenote is Roelofje Arents, geb. te Westerlee?
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
|
2. |
m |
Vf Jacob Ottens, geb. circa 1635
te Haren,
zn. van Jan Ottens (zie IVc) en Trijntje Geerts.
Tr. kerk op 6-10-1678
te Uithuizermeeden.
Echtgenote is Lubbe
Derks Eusema.
Uit dit huwelijk:
Vg Jacob Ottens, brouwer,
herbergier, geb. circa 1630 te Gieten, overl. 1693 te
Gieten,
zn. van Jan Ottens (zie IVd) en Aaltje ten Heest.
De vroegste vermelding van Jacob Ottens dateert van 1666,
wanneer hij als getuige optreedt bij een lening.[100] In 1671 ondertekent Jacob Ottens met zijn broers Otto en
Hindrick een wilkeur in verband met de Oostermoerse venen.[101]
In 1673 treedt hij namens het Oostermoer op als
landdagcomparant. Hij is in 1687 armvoogd van de hervormde kerk te Gieten.
In 1682 lenen Jacob en zijn vrouw Jantien 2000 gulden van
hun neef en nicht Derk Lageman (gehuwd met Hillichien Hillebrants van Wieringa)
en Wennechien Hillebrants van Wieringa, weduwe van Aeldert Aelders.[102]
Enkele maanden later lenen zij van Boele Hamming en Warmoltien Epping volgens
obligatie van 26-5-1680 een bedrag van 600 gulden. Daarnaast blijken zij nog
schuldig 50 gulden, afkomstig van obligaties van 8-12-1659 en 20-12-1669.[103]
Diezelfde dag tekenen ze een schuldbekentenis voor Carst Huisinge en Wibbegien
Mensinge, zijn huisvrouw, te Gieten een bedrag van 500 gulden, volgens een
obligatie van 10-7-1669.[104]
Daarnaast nog een bedrag in verband met een obligatie van 6-5-1680 en 1-5-1681.
Tenslotte zijn ze schuldig aan Roeloffien Nieuwenhuis, weduwe van Lambert
Eppinge volgens obligaties van 10-7-1669 en 20-12-1669 een bedrag van 2250
gulden.[105]
Jacob Ottens en zijn vrouw samen op 23-12-1682 te Gieten
belijdenis doen.
Op 3-2-1690 komen de markegenoten van Gieten bijeen om
enkele stukken grond te verdelen. Hierbij waren Willem Ottens namens zijn vader
Jacob Ottens en Otto Ottens aanwezig.[106]
Jacob en consorten ontvingen het noordelijke deel van het Westerveldt, gelegen
ten westen van Gieten en het zuidelijke deel van het veld achter de Heercamp.
In de haardstedenregisters van Gieten wordt Jacob Ottens in 1672 voor een vol
erf aangeslagen. In 1692, 1693 wordt hij voor een vol erf met nering
aangeslagen, en in 1694 wordt zijn weduwe voor een vol erf met nering
aangeslagen. Die nering betreft het herbergieren en brouwen.
Tr. kerk voor
1655.
Echtgenote is Jantje Julsing, geb. voor 1650, dr. van Jan Julsing en Sijgertje? N.N.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Willem Ottens,
geb. circa
1655 te Gieten
(zie VIb). |
2. |
v |
Jantje Ottens, geb. circa 1655 te Gieten,
overl. -5-1718
te Gieten. kaart Roelof Hommes[113] |
3. |
m |
Jan Ottens, geb. circa 1655 te Gieten,
overl. op 24-11-1684
te Gieten. |
4. |
v |
Trijntje Ottens, geb. circa 1660 te Gieten. |
5. |
v |
Jeigje Ottens, geb. circa 1660 te Gieten. |
Vh Hindrik Ottens, geb. circa 1635
te Gieten,
overl. op 21-6-1693
te Eext,
zn. van Jan Ottens (zie IVd) en Aaltje ten Heest.
Reeds op jonge leeftijd treedt Hindrik Ottens op als
erfbuur te Eext. Op 15-2-1659 ondertekent Hubert Struuck van Bonnen drie
schuldbekentenissen aan de kerk van Gieten. Alle drie werden ze door Hindrik
als getuige ondertekend.[121]
In 1670 treedt Hendrick voor zijn schoonvader Harmen
Meijering op als volmacht tijdens een rechtszaak voor de Etstoel inzake een
pandkering.[122]
Hij treedt twee maal op als ondertekenaar van willekeuren,
beide in 1671 en rakende de Oostermoerse venen.[123]
In 1672 woont hij aan de Schaapstreek te Eext als
"volle" boer. Dit hield in, dat hij het maximumbedrag aan belasting
betaalt, namelijk vier gulden voor het bezit van vier paarden. Op 19-6-1674 is
hij landdagcomparant voor het Oostermoer. Hij is op 17-5-1674 te Westerlee
gehuwd met Willemtien Maethuis, die in 1672 nog vermeld wordt in het
haardstedenregister van Eext als weduwe van Warmolt Meijering. Dit tweede
huwelijk bleek al spoedig erg slecht te zijn. Willemtien verlaat Hindrik,
waarna hij op 8-12-1674 naar de Etstoel stapt. Hij eist te horen van zijn
vrouw, waarom zij hem verlaten heeft.[124]
Twee jaar later, op 6-7-1676, wordt hun huwelijk door de Etstoel ontbonden
verklaard.[125]
Bij de opgave voor de monsterrollen van 1689, waarbij van
alle gezinshoofden werd genoteerd of ze een roer of een piek hadden, danwel of
ze ziek waren, blijkt Hindrik Ottens ziek te zijn. Achter zijn naam wordt dan
ook geen wapen vermeld.
In 1692 woont Hindrik als keuter in een huisje te Eext.
Zijn dochter Grietien woont dan met haar man in het huis waarin Hindrik in 1672
wordt vermeld. Hendrick overlijdt in zijn woonplaats Eext op 21-6-1693.
Willemtien Maethuys sterft op 8-6-1695 eveneens te Eext.
In 1683 zijn Jacob Ottens, Barelt Julsing en Albert
Meijering, mombers over de drie onmondige kinderen van Hindrick Ottens te Eext
eisers tegen Willem Homan gehuwd met de oudste dochter van Hindrik Ottens en
als zodanig beheerder van de boedel. De mombers willen een staat en inventaris
van tilbare goederen. Volgens de verweerder zijn de goederen zijn eigendom
vanwege het huwelijkscontract d.d. 20-8-1681.[126]
Tr. kerk (1) circa
1655.
Echtgenote is Albertje? Meijering, geb. circa 1630, dr. van Harm Meijering en Lamme Aling.
Tr. kerk (2) op 17-5-1674
te Westerlee.
Echtgenote is Willemtje Maathuis, geb. circa 1640, overl. op 8-6-1695
te Eext,
dr. van Harm Maathuis en Hindrikje Maats.
Uit het eerste huwelijk:
1. |
v |
Grietje Ottens, geb. circa 1660
te Eext,
overl. na
1702. Voormalige
boerderij aan de Schaapstreek 13[134]
|
2. |
v |
Jantje Ottens, geb. circa 1660
te Eext. |
3. |
v |
Wibbigje Ottens,
geb. circa
1660 te Eext. |
4. |
v |
Lammigje Ottens, geb. voor 1665
te Eext. |
5. |
v |
Margje
Ottens,
geb. circa
1673 te Eext,
overl. na
1754. |
6. |
|
Vi Otto Ottens, geb. circa 1646
te Gieten,
overl. op 15-10-1702
te Gieten,
zn. van Jan Ottens (zie IVd)
en Aaltje ten Heest.
Otto Ottens wordt voor het eerst vermeld in 1671, als hij
in de plaats van zijn vader Jan Ottens een boerwilkeur van Gieten en omliggende
veenplaatsen tekent.[136]
Met zijn zwager Cornelis van Holle treedt Otto Ottens
(namens zijn vrouw) op als erfgenaam van hun vader, resp. schoonvader Claes van
Holle. Beide personen treden ook op namens Jantien van Holle, de halfzuster van
Cornelis en Elizabeth uit hun vaders tweede huwelijk met Lammechien Brons, die
voor een zesde deel in de boedel gerechtigd is. Een zekere Jantien Jansen als
voogd over haar minderjarige dochter klaagt dan samen met haar zoon Jan Jansen
namelijk voor de Etstoel over achterstallige betalingen van een obligatie ter
waarde van 100 gulden en zeven jaar interest à 5%.[137] Van Holle cs. beweerden echter wel degelijk de schuld te
hebben voldaan, zodat zij op hun beurt het beslag wat Jantien Jans op de boedel
had laten leggen aanvochten. Overigens was de verhouding met Jantien niet erg
goed, gezien het feit dat Van Holle haar had uitgescholden voor
´hexe´.[138]
In 1682 verkoopt Cornelis van Holle te Gieten aan Tonnis
Willems van Bonnerveen een stuk hooiland bij het Gieterdiep, genaamd de
"Harsem", groot 259 roeden. Het stuk was oorspronkelijk door Cornelis
gekocht van Carst Ottens, Otto Ottens en Roelof Sissinge en is dus oud
Ottens-bezit.[139]
Otto Ottens en Cornelis van Holle verkochten op 17-1-1688
een kwart waardeel met bomen en ondergrond in de Heese en Lemmesijt in de
Gieter marke aan Cornelis en Jannes Canter, Abel en Cornelis Sloots, Barelt en
Harmen Meyers, Jan Alberts en Egbert Berents. In 1690 trad Otto als borg op
voor zijn zwager Cornelis, die een belasting had gepacht.[140] Otto is in 1691 landdagcomparant voor het Oostermoer. In
het archief Mensinge komt een kaartje voor met daarop enige veeneigenaren.[141] Hierop staat de verdeling van het Osseveld vermeld, waarbij
blijkt, dat Otto Ottens een stuk van het lange Osseveeen en een stuk van het
brede Osseveen in bezit heeft. Ook zijn broer Jacob blijkt een stuk lange
Osseveen in bezit te hebben.
Kaart Boerdijk[142]
Samen met zijn vrouw en de al eerder genoemde Cornelis van
Holle leent Otto in 1688 van Boele Hamminge in qualite als hoofdmomber over de
onmondige kinderen van Heyno Hamminge in de Veenhof 300 gulden tegen 5% rente.
Deze schuld werd in 1703 door Claes Ottens afgelost.[143]
Elizabeth blijkt in 1697 enig erfgenaam van haar broer
Cornelis. Zij is dan al weduwe. De erfenis bedraagt totaal 3000 gulden.[144] Hierdoor komt ook het Van Holle-bezit aan de familie
Ottens. Elisabeth van Holle blijkt ook in Roden nog bezit te hebben gehad, want
in 1705 liet zij door haar neef (hij noemt haar zijn ´moey´) Roelof
Hommens, de landmeter, een stukje grond te Roden opmeten.[145]
Op 23-4-1701 wordt Elisabeth van Holle beleend met het
Woltinghe-goed te Gasteren, als enige erfgenaam van haar overleden broer
Cornelis Holle. Hulder is Wolter Bastiaans van Beilen.
Elisabeth had Wolter Bastiaans te Gieten gemachtigd.
Daarbij had haar zoon Claas Otten geassisteerd. Haar broer Cornelis was daarmee
op 7-4-1696 was beleend.[146]
Aan het eind van de zeventiende eeuw wordt een staat van
het waardeel gemaakt van Gieten.[147] De weduwe van Otto Ottens staat daarin genoteerd als
bezitter van 1 1/4 waar uit haar vaders bezit. Elisabeth van Holle sterft
omstreeks 1720.
Tr. kerk voor
1675.
Echtgenote is Elisabeth van Holle, geb. circa 1649, overl. 1719-1721,
dr. van Claas van Holle, brouwer; solliciteur, executeur van
Drenthe, en Jantje Jans.
In 1671 is Elisabeth van Holle circa 22 jaar oud.[148]
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Claas Ottens, geb. circa 1675 te Gieten,
overl. 1723
te Gieten. |
2. |
v |
Jantje Ottens, geb. voor 1678 te Gieten,
overl. 1750
te Bonnerveen. |
3. |
v |
|
4. |
v |
Heiltje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 23-3-1684
te Gieten,
overl. na
1754. |
5. |
v |
Jeigje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 24-10-1686
te Gieten,
overl. voor
1728. |
6. |
v |
Hiletijn Ottens, geb. te Gieten,
ged. op 4-5-1690
te Gieten,
overl. voor
1691. |
7. |
v |
VIa Bastiaan Boelens, ged.
op 13-1-1656
te Groningen,
zn. van Boele
Ottens (zie Vb) en Niesje Haijens.
Otr. op 19-4-1684
te Groningen,
tr. kerk op 7-5-1684
te Groningen.
Echtgenote is Ettje Kaskee, dr. van Pieter Hansen Kaskee, ruiter,
en Jantje Wichers.
Uit dit huwelijk:
1. |
v |
Niesje Boelens, ged. op 2-12-1685
te Groningen. |
2. |
m |
|
3. |
v |
|
4. |
m |
VIb Willem Ottens, brouwer;
herbergier, geb. circa 1655 te Gieten, overl. na 1721
te Gieten,
zn. van Jacob
Ottens (zie Vg) en Jantje Julsing.
Zijn geboortejaar zal rond 1650 liggen. In 1722[175] is
hij 67 jaar oud, in 1717[176]
"´over de 60 jaar oud".
De eerste vermelding van Willem Ottens betreft de verdeling
van gronden in 1690 (zie bij zijn vader Jacob). Op 21-12-1695 doet hij
belijdenis te Gieten.
In mei 1698 wordt Willem Ottens bestolen door zijn
21-jarige knecht, Claes Claesen Nijenhuis, geboren in het kerspel Vene in het
stift Osnabrück. Sinds 1-11-1697 diende Claes bij Willem Ottens, echter,
begin mei 1698 is hij ontslagen zonder dat hem loon was uitbetaald. Volgens Claes
betaalde Willem zeer weinig, per jaar verdiende hij 20 daalders, twee paar
schoenen, het linnen en twee hemden; daar moest het kostgeld nog vanaf. Ook de
vorige twee knechten van Willem Ottens hadden zo weinig betaald gekregen. Dit
was één reden, waarom Claes de dienst toch al wilde opzeggen, als
hij niet was ontslagen. De andere reden was, dat hij zich met hakselen had
gesneden, waardoor hij niet meer in staat was turf te dijken en te ringen.
Claes besloot toen zijn loon wat aan te vullen en tegelijkertijd wraak te
nemen. Hij kroop via een gat in de ingestorte kelder het huis binnen, waarna
hij naar de keuken ging. Voor het bed staande, haalde hij de sleutel van het
geldkistje uit de vrouwenrok, evenals wat kleingeld. Het kistje bevatte ook nog
een aardig bedrag aan geld. Willem Ottens werd echter wakker van de geluiden en
riep: "een dief in huis", waarop Claes vluchtte via dezelfde weg als
waarmee hij gekomen was. De totale buit bedroeg ongeveer 60 Carolusgulden.
Willem Ottens en Hendrick Renema gingen hem achterna en kregen hem bij de
Veenhof te pakken. Samen met Casper Hommens (neefje van Willem Ottens) brachten
Willem en Hendrick de knecht op. Tegen hen zou Claes ook nog gezegd hebben, dat
hij het hele dorp wel plat wilde branden, maar later ontkende Claes dat. De
Etstoel veroordeelt hem door levenslange verbanning uit de Landschap.
In 1702-1703 is Willem Ottens diaken van de Gieter kerk.
Hij treedt in 1702 op als ondertekenaar van een wilkeur in verband met het
houden van schapen. Zijn neef Claes Ottens was mede-ondertekenaar.[177]
Willem verklaart op 28-12-1708 een schuld ter waarde van
1200 gulden van zijn moeder Jantien Julsinge aan Roeloffien Nijenhuis, de
weduwe van Lambert Huisinge en haar zoons Hendrick en Jan over te nemen.[178]
In datzelfde jaar geeft hij op de goorsprake van maart te
Anloo aan, dat Geert Kuiper en Jacob Braam elkaar hadden geslagen. Dit lijkt
een soort klikkerij, maar hij moest dit doen op straffe van een boete. Men was
namelijk verplicht aan te geven welke zaken er sinds de laatste goorsprake
waren gebeurd.
In 1713 verhuist het gezin van Willem Ottens.
In of rond oktober 1716 wordt in de kerk van Gieten
ingebroken. Hierbij wordt onder andere de armbus geroofd. Willem raakt bij die
inbraak zeven hemden kwijt, waaronder zijn trouwhemd. Wat die hemden in de kerk
deden, wordt niet duidelijk. In ieder geval zijn de hemden voorzien van Willems
naam. Ze duiken begin december 1716 op in de Pekel bij de waardin Winsemius,
die de naam nog vaag had kunnen lezen.[179]
Zijn weduwe wordt in het haardstedenregister van 1742 te
Gieten genoemd: 5, en doet het brouwen en herbergier.
Tr.
Partner is Margje Ottens, geb. circa
1673 te Eext,
overl. na 1754,
dr. van Hindrik Ottens (zie Vh) en Albertje? Meijering.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Jan Julsing Ottens,
geb. te Gieten
(zie VII). |
2. |
m |
Harm Ottens, geb. circa 1695 te Gieten,
begr. 6-1770
te Gieten. |
VII Jan Julsing Ottens, brouwer,
geb. te Gieten,
ged. op 31-12-1693
te Anloo,
overl. op 7-10-1764
te Gieten,
zn. van Willem Ottens (zie VIb) en Margje Ottens.
De familienaam Julsinge zal hij te danken hebben aan zijn
grootmoeder Jantien Julsinge. Alleen bij zijn doop komen we hem onder die naam
tegen, later altijd onder de naam Jan Ottens. Jan Ottens woonde in het huis van
zijn vader Willem Ottens. Dit huis heeft Willem in 1713 geruild met de ette
Huisinge, zoals blijkt uit de inleiding. In 1754 wordt het huis als volgt
omschreven Gieten nr. 23:
Jan Ottens huis, kamer en keuken,
lank 5 vak 40 voet muurwerk
agterhuis 4 vak, wijt 28 voet - 270
brouwhuis 4 vak, wijt 19 1/2 voet - 40
schuire 2 vak, wijt 24 voet - 24
totaal - 334
verschattet op de naam van Wilm Ottens 187
winst 147
Huis nummer 22, dat bewoond wordt door Harm Roelofs
Gortemaker, was eveneens van Jan Ottens, want Gortemaker wordt genoemd als
meyer (=pachtboer).
In 1721 ondertekent Jan Ottens een boerwilkeur, waarin werd
overeengekomen, dat landdagcomparanten niet zelf voor de kosten zouden
opdraaien, maar dat de kluft waar zij vandaan komen, de kosten voor zich neemt.[180]
Na de dood van Claas Ottens, zijn neef, treedt Jan op als
momber over de minderjarige kinderen van zijn nicht Jantien Ottens uit haar
huwelijk met Willem Tonnis van Bonnerveen. Verder is Jan Ottens voogd over zijn
neef Jan Julsing Hommens. Als zodanig treedt hij op voor hem in 1736 in een
proces over boekweit. Willemtje Hidding, de weduwe van de ette Hendrik
Huisingh, Jantien Cluivingh, weduwe van de ette Lambert Huisingh, Jan Eppingh
Huisingh, de ette Pieter Huisingh en Lamina Huisingh, weduwe van de schulte
Tijmen Oldenhuis spannen een proces aan voor de Etstoel tegen de advokaat
Marisse Caspers Hommens, Jan Ottens, de hoofdmomber van Jan Julsing Hommens,
Jan Everts Heyema, en Jan Hommens. De eisers zijn allemaal afstammelingen van
Hendrik Huisingh (overl. ca. 1646) en Warmoltjen Epping, later gehuwd met Boele
Hamming. De eisers willen vergoeding voor het weghalen van 1/3 garve (een
bepaalde inhoudsmaat) boekweit van een stuk veen in het Bonnerboerveen, dat
voor 2/3 deel van een halve waar (= 1/3 deel) eigendom is van de eisers. De
Hommes-clan slaagde er niet in de leden van de Etstoel te overtuigen van hun
gelijk, zodat ze de eisers alsnog hun deel van de boekweit moesten geven.[181]
Volgens het stuk betreft het betwiste stuk grond een verkoop uit 1681, waarbij
waarschijnlijk gedoeld wordt op de verkoop in dat jaar van enkele erfgoederen
door de erfgenamen van Jan Ottens: Otto Ottens, Carst Ottens en Roelof Sissing.[182]
De advocaat Marisse Caspers Hommens overlijdt in 1738,
waarna zijn neef Jan Ottens tot hoofdmomber over diens kinderen bij zijn vrouw
Jantien Hendriks wordt benoemd.
In 1764 blijkt Jan Ottens een knecht te hebben, namelijk
Hindrik Reinders, die volgens de aangifte van oktober van dat jaar op de
goorsprake met Jurjen Hendriks uit de Veenhof op de vuist zou zijn geweest.[183]
Beide echtelieden stierven binnen twee maanden na elkaar.
Over de wezen worden op 6-5-1765 mombers aangesteld, te weten Harmen Ottens als
hoofdmomber en Hindrik Hommens, Hindrik Scheerhoren en Wessel Gerrits als
medemombers. Hun goederen hebben ze mandelig (=gemeenschappelijk) met hun oom
Harmen Ottens, zoals blijkt uit de opgemaakte inventaris. Hierin staat onder
andere het brouwgereedschap: ± 30 half tonnen en vierendelen, vijf
gistvaten, een grote koperen brouwketel, twee kuipen en "wat verder bij de
brouwerij hoort".[184]
Op 7-2-1767 wordt er een momberrekening opgemaakt over de 4
minderjarige kinderen van Jan Ottens en Jantje Scheerhoorn. De hoofdmomber was
Harm Ottens; Hindrik Hommes wordt de nieuwe hoofmomber. De medemombers zijn
Harmannus Hindriks; Hindrik Scheerhoorn en Wessel Gerrits van Gieten.[185]
Tr. kerk op 18-6-1747
te Gieten.
Echtgenote is Jantje Scheerhoorn, geb. circa 1721 te Gieten,
overl. -12-1764
te Gieten,
dr. van Harm Roelofs Scheerhoorn en Hindrikje? N.N.
In 1756 is Jantien, de vrouw van Jan Ottens 35 jaar oud.[186]
Zij is getuige bij de doop van Hindrikje, d.v. Jan Harms en
Grietje Harms van Eext op 13-9-1750.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Willem Ottens,
geb. te Gieten
(zie VIIIa). |
2. |
v |
Marchien Ottens, geb. te Gieten, ged. op 31-8-1749
te Gieten,
overl. op 2-3-1824
te Emmen. |
3. |
m |
Harm Ottens, geb.
te Gieten
(zie VIIIb). |
4. |
v |
Hindrikje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 15-6-1755
te Gieten,
overl. op 9-8-1805
te Gieten. Zegel Jan Braams[189] |
VIIIa Willem Ottens, brouwer; ette
Oostermoer, geb. te Gieten, ged. op 3-9-1747 te Gieten,
overl. op 23-8-1802
te Gieten,
begr. op 27-8-1802
te Gieten,
zn. van Jan Julsing Ottens (zie VII) en Jantje Scheerhoorn.
Willem Ottens is in 1766 op 18-jarige leeftijd voor het
eerst als volmacht aanwezig op de goorsprake van 5 april te Zuidlaren. Op
25-9-1778 is hij te Gasselte wederom volmacht voor Gieten. Dit herhaalde zich
op 7-4-1784 te Zuidlaren en op 30-9-1784 te Gasselte. Na de dood van zijn
ouders en zijn oom (Harm Ottens) beheert hij de boedel. Hierover kwam hij in
conflict met zijn zwagers Jan Braams en Louwert Nieuwolt, die namens hun
vrouwen samen voor de helft erfgenaam waren van zowel hun kinderloos gestorven
oom Harm Ottens als hun vader Jan Ottens. In beide gevallen, die in 1784 op de
goorsprake werden aangebracht, moest Willem inzage geven in de gehele boedel.[190]
In 1785 trad hij op als eigenerfde bij de ondertekening van
een koopacte.[191]
Hij wordt genoemd in het haardstedenregister te Gieten in
1774, 1784 (5, brouwer), 1794 (3, brouwer). In 1804 wordt zijn weduwe genoemd,
3, neringe. In 1797 wordt hij te Gieten genoemd op huisnr. 24: 51 jaar oud,
ette.[192] In 1807 wordt zijn weduwe op huisnr. 24 genoemd.[193]
Tr. kerk op 17-6-1784
te Gieten.
Echtgenote is Willemtien Nijenhuis, geb. circa 1762 te Valthe,
overl. op 13-10-1814
te Gieten,
dr. van Roelof Nijenhuis en Margje Rosing.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Jan Willems Ottens,
geb. te Gieten
(zie IXa). |
2. |
m |
Roelof Ottens, geb. te Gieten, ged. op 4-3-1787
te Gieten,
overl. op 7-7-1856
te Gieten. |
3. |
m |
Harm Willems Ottens,
geb. te Gieten
(zie IXb). |
4. |
v |
Margien Ottens, geb. te Gieten, ged. op 25-3-1792
te Gieten,
overl. op 28-1-1867
te Gieten. |
5. |
v |
Jantje Ottens, geb. te Gieten, ged. op 19-10-1794
te Gieten. |
6. |
m |
Willem Ottens,
geb. te Gieten
(zie IXc). |
7. |
v |
Willemina Ottens, geb. te Gieten, ged. op 6-7-1800
te Gieten,
overl. op 13-2-1865
te Coevorden. |
VIIIb Harm Ottens, geb. te Gieten,
ged. op 2-1-1752
te Gieten,
overl. op 11-7-1812
te Bonnen,
zn. van Jan Julsing Ottens (zie VII) en Jantje Scheerhoorn.
Hij wordt genoemd in de haarstedenregisters te Bonnen met 4
in 1794 en 1804. In 1798 wordt Harm te Bonnen vermeld als 46-jarige gehuwde man
met twee kinderen. Zijn beroep wordt dan omschreven als municipaal.[194] Harm wordt in de lijst van weerbare mannen uit 1811 arbeider
genoemd.
Tr. kerk op 5-2-1784
te Gieten.
Echtgenote is Rolina Rosing, geb. te Bonnen, ged. op 24-6-1764
te Gieten,
overl. op 1-6-1812
te Bonnen,
dr. van Jan Rosing en Lammigje Geerts Meijering.
Uit dit huwelijk:
1. |
v |
Jantje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 10-7-1785
te Gieten,
overl. op 26-4-1843
te Bonnen. |
2. |
v |
Lammigje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 21-9-1788
te Gieten,
overl. voor
1793. |
3. |
m |
Jan Harms Ottens,
geb. te Bonnen
(zie IXd). |
4. |
v |
Lammigje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 20-10-1793
te Gieten,
overl. voor
1802. |
5. |
v |
Lammigje Ottens, geb. te Bonnen, ged. op 31-10-1802
te Gieten. |
IXa Jan Willems Ottens, logementhouder,
ontvanger belasting, landbouwer, geb. te Gieten, ged. op 17-4-1785
te Gieten,
overl. op 8-11-1863
te Gieten,
zn. van Willem Ottens (zie VIIIa) en Willemtien Nijenhuis.
Bewoners 1825 Gieten no. 22b.
Kad. Atlas 1832 sectie E no. 409,410.
Tr. (1) op 14-3-1816
te Gieten.
Echtgenote is Lammechien
Harmens Sloots, geb. te Gieterveen,
ged. op 28-2-1795
te Gieten,
overl. op 15-8-1857
te Gieten,
dr. van Harm Roelofs Sloots, landbouwer, en Aaltje Harms Fransen.
Tr. (2) op 28-1-1859
te Gieten.
Echtgenote is Aaltje Oosting, geb. op 26-10-1816 te Anloo,
overl. op 26-10-1875
te Gieten,
dr. van Jan Oosting en Geesje Roelofs Lunshof.
Uit het eerste huwelijk:
IXb Harm Willems Ottens, turftaxateur,
landbouwer, geb. te Gieten, ged. op 22-11-1789 te Gieten,
overl. op 9-1-1862
te Wildervank,
zn. van Willem Ottens (zie VIIIa) en Willemtien Nijenhuis.
Bewoners 1825 Gieten no. 42a.
Kad. Atlas 1832 sectie E no. 688.
Tr. op 16-4-1818
te Gieten.
Echtgenote is Aaltje
Hindriks Meijering, geb. te Bonnen,
ged. op 25-2-1798
te Gieten,
overl. op 28-1-1838
te Wildervank,
dr. van Hindrik Meijering, landbouwer, en Roelofje Hindriks Weitering.
Uit dit huwelijk:
IXc Willem Ottens, logementhouder,
geb. te Gieten,
ged. op 20-2-1797
te Gieten,
overl. op 1-6-1836
te Rolde,
zn. van Willem Ottens (zie VIIIa) en Willemtien Nijenhuis.
Tr. op 18-12-1817
te Rolde.
Echtgenote is Aaltje Elling, ged. op 29-3-1795 te Roswinkel,
overl. op 24-6-1859
te Rolde,
dr. van Willem Willems Elling, landbouwer, en Geertruida Everwijns Nannings.
Uit dit huwelijk:
1. |
v |
Jantje Ottens, geb. op 11-7-1827 te Rolde,
overl. op 14-5-1891
te Rolde. Grafsteen Frederik Lodewijk Homan te
Rolde |
2. |
m |
Roelof Ottens,
geb. op 14-10-1835
te Rolde
(zie Xa). |
IXd Jan Harms Ottens, grutter,
landbouwer, geb. te Bonnen, ged. op 20-10-1793 te Gieten,
overl. op 13-6-1855
te Bonnen,
zn. van Harm Ottens (zie VIIIb) en Rolina Rosing.
Bewoners 1825 Bonnen no. 72.
Kad. Atlas 1832 sectie E no. 226.
Tr. (1) op 16-11-1815
te Gieten.
Echtgenote is Aaltje
Berents Hogenesch, geb. te Gieten,
ged. op 5-2-1797
te Gieten,
overl. op 5-4-1845
te Gieten,
dr. van Berend Hogenesch, schatbeurder, landbouwer,
en Jantje Jans.
Tr. (2) op 28-4-1855
te Borger.
Echtgenote is Aaltien Timmermans, geb. op 12-9-1829 te Emmen,
overl. op 3-4-1859
te Bonnen,
dr. van Geert Jans Timmermans en Fennegien Didering.
Uit het eerste huwelijk:
1. |
m |
Harm Ottens, geb.
op 1-1-1817
te Bonnen
(zie Xb). |
2. |
v |
Jantje Ottens, geb. op 17-4-1818 te Bonnen,
overl. op 20-2-1848
te Gieterveen. |
3. |
v |
Roelina Ottens, geb. op 31-10-1819 te Gieten,
overl. op 26-5-1847
te Gieten. |
4. |
m |
Berent Ottens, geb. op 10-11-1821 te Gieten,
overl. op 25-11-1825
te Gieten. |
5. |
v |
Lammechien Ottens, geb. op 27-9-1823 te Gieten,
overl. op 5-11-1852
te Annen. |
6. |
v |
Berendina Ottens, geb. op 25-4-1826 te Gieten,
overl. op 1-4-1884
te Nieuw-Buinen. |
7. |
v |
Lammina Ottens, geb. op 9-10-1828 te Gieten,
overl. op 7-5-1857
te Gieterveen. |
8. |
v |
Janna Ottens, geb. op 8-3-1831 te Gieten,
overl. op 28-11-1852
te Gieten. |
Uit het tweede huwelijk:
Xa Roelof Ottens, bakker,
geb. op 14-10-1835
te Rolde,
overl. op 10-4-1887
te Rolde,
zn. van Willem Ottens (zie IXc) en Aaltje Elling.
Tr. op 24-2-1860
te Rolde.
Echtgenote is Aaltje Meertens, geb. op 6-9-1839 te Gieten,
overl. op 25-5-1916
te Zuidlaren,
dr. van Harm Meertens, timmerman, en Aaltje Udding.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Harm Ottens, landbouwer, geb. op 24-8-1863
te Rolde,
overl. op 22-9-1931
te Rolde. De boerderij van de familie Ottens aan
de Hoofdstraat te Rolde[196]
|
2. |
v |
Alida Ottens, geb. op 5-1-1867 te Rolde,
overl. op 14-4-1890
te Gieten. |
3. |
v |
Willemtje Ottens,
geb. op 22-10-1868
te Rolde,
overl. op 31-10-1933
te Rolde. |
4. |
m |
Geert Ottens, grofsmid, geb. op 21-10-1882
te Rolde,
overl. op 27-1-1942
te Gieten. |
Xb Harm Ottens, landbouwer,
geb. op 1-1-1817
te Bonnen,
overl. op 23-4-1866
te Gieten,
zn. van Jan Harms Ottens (zie IXd) en Aaltje Berents Hogenesch.
Tr. op 22-5-1849
te Gieten.
Echtgenote is Jantje Jobing, geb. op 2-6-1823 te Eext,
overl. op 17-8-1916
te Gieten,
dr. van Jan Hendriks Jobing, landbouwer, en Albertien Harms Kors.
Uit dit huwelijk:
1. |
m |
Jan Ottens, brievengaarder, geb. op 21-7-1850
te Bonnen,
overl. op 16-1-1940
te Gieten. |
2. |
v |
Albertien Ottens, geb. op 14-4-1852 te Gieten,
overl. op 29-3-1895
te Bonnen. |
3. |
m |
Jan Ottens, geb.
op 3-6-1854
te Gieten
(zie XIa). |
4. |
m |
Albertus Ottens, geb. op 2-7-1856 te Gieten,
overl. op 26-2-1930
te Odoorn. |
5. |
m |
Hendrik Ottens,
geb. op 30-10-1858
te Gieten
(zie XIb). |
6. |
m |
Berend Ottens, landbouwer, geb. op 26-5-1861
te Gieten,
overl. op 26-1-1949
te Gieten. |
7. |
m |
Hinderikus Ottens, landbouwer, geb. op 14-10-1863
te Gieten,
overl. op 14-8-1909
te Gieten. |
8. |
m |
Harm Ottens, geb. op 10-5-1866 te Gieten,
overl. op 10-2-1939
te Gieten. |
XIa Jan Ottens, landbouwer,
geb. op 3-6-1854
te Gieten,
overl. op 24-6-1927
te Sleen,
zn. van Harm Ottens (zie Xb) en Jantje Jobing.
Tr. op 4-8-1888
te Gieten.
Echtgenote is Gesina Speelman, geb. op 20-3-1867 te Gasselterboerveen,
overl. op 1-5-1949
te Schoonoord,
Sleen, dr. van Jan Lamberts Speelman, landbouwer,
en Annechien Vos.
Uit dit huwelijk:
XIb Hendrik Ottens, landbouwer,
geb. op 30-10-1858
te Gieten,
overl. op 27-1-1927
te Gieten,
zn. van Harm Ottens (zie Xb) en Jantje Jobing.
Tr. op 27-5-1898
te Gieten.
Echtgenote is Albertje Wolthuis, geb. op 4-3-1871 te Gieten,
overl. op 20-1-1931
te Gieten,
dr. van Reindert Wolthuis, bakker, en Fennechien van der Veen.
Uit dit huwelijk:
[1] GrA Archieven van het Klerken- of Fraterhuis te Groningen, inv. no. 131
[2] GrA Archieven van het Klerken- of Fraterhuis te Groningen, inv. no. 283
[3] GrA Archieven van het Klerken- of Fraterhuis te Groningen, inv. no. 193
[4] Gens Nostra 1956, Genealogie van het geslacht Ottens, C. de Graaf jr.
[5] Heringa e.a., Drentse rechtsbronnen, pag. 378
[6] Goorspraken 1598-1602 pg. 70 d.d 14-3-1599
[7] GrA Archieven Fraterhuis inv. no. 243
[8] Etstoel 14 deel 2 folio 8 d.d. 8-10-1610
[9] Etstoel 14 deel 2 folio 192 d.d. 20-4-1612
[10] OSA 621
[11] Etstoel 14 deel 5 folio 191 d.d. 3-6-1622
[12] J. Heringa, Drentse willekeuren. Een nalezing, Zutphen 1982
[13] J. Heringa, Drentse willekeuren uit oudere uitgaven verzameld, Zutphen 1982
[14] Etstoel 14 deel 9 folio 278 d.d. 26-9-1636
[15] Etstoel 14 deel 16 folio 121 d.d. 24-10-1655
[16] GrA RA III x 34 folio 130v
d.d. 1652
[17] Etstoel 14 deel 15 folio 453 d.d. 27-3-1655
[18] Etstoel 14 deel 16 folio 121 d.d. 24-10-1655
[19] Goorspraken 1598-1602 pg. 151 d.d. 3-3-1600
[20] OSA 621
[21] Archief Mensinge inv. no. 1465
[22] Etstoel 14 deel 7 folio 9 d.d. 19-6-1626
[23] Etstoel 14 deel 7 folio 73 d.d. 7-5-1627
[24] OSA 841
[25] Etstoel 133 folio 111 d.d. 9-4-1641
[26] OSA 845 folio 193
[27] OSA 845 folio 225
[28] OSA 845 folio 227
[29] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2056
[30] Etstoel 14 deel 8 folio 290 d.d. 24-6-1633
[31] Etstoel 14 deel 9 folio 46 d.d. 27-10-1634
[32] Archief Mensinge inv. no.
1474
[33] OSA 845 folio 226
[34] Voogdijaanstellingen in de stad Groningen 1629-1672, H.J.E. Hartog, Groningen 1995
[35] RAO Huisarchief Vilsteren,
inv. no. 2056
[36] OSA 845 folio 227
[37] Etstoel 14 deel 16 folio 122 d.d. 24-10-1655
[38] Archief Mensinge inv. no. 1475
[39] RAO Huisarchief Vilsteren, inv. nr. 2056
[40] Etstoel 14 deel 11 folio 494 d.d. 30-10-1644
[41] Etstoel 14 deel 13 folio 165 d.d. 24-11-1647
[42] Archief Mensinge inv. no.
1473
[43] OSA 845 folio 225
[44] Gens Nostra 1996 pg. 258
[45] Etstoel 14 deel 7 folio 70 d.d. 7-5-1727
[46] Etstoel 14 deel 7 folio 119 d.d. 21-4-1628
[47] Etstoel 14 deel 7 folio 119 d.d. 21-4-1628
[48] GrA Toegang 570 Archief Rummering inv. no. 2 d.d. 17-5-1654
[49] Etstoel 14 deel 14 folio 115 d.d. 22-11-1649
[50] Etstoel 14 deel 15 folio 257 d.d. 23-8-1653
[51] Etstoel 14 deel 15 folio 414 d.d. 27-3-1655
[52] Gens Nostra 1996, Genealogie Ottens, C. de Graaf
[53] Etstoel 14 deel 7 folio 275 d.d. 12-4-1630
[54] Etstoel 14 deel 13 folio 354 d.d. 23-11-1648
[55] H.J.E. Hartog, Voogdijaanstellingen in de stad Groningen 1629-1672, Groningen 1995
[56] Heringa e.a., Drentse Rechtsbronnen, pag. 27-29
[57] Heringa e.a., Drentse Rechtsbronnen, pag. 29-31
[58] Etstoel 14 deel 23 folio 210 d.d. 12-11-1678
[59] GrA RA III ij d.d. 16-8-1679, 9-8-1694, 5-6-1706 en 7-9-1717
[60] Etstoel 9 dossier 3a
[61] Etstoel 14 deel 22 folio 393 d.d. 6-6-1676
[62] Etstoel 14 deel 27 folio 261 d.d. 8-6-1686
[63] NH Archief Gasselte 1662
[64] GrA Statenarchief, inv. nr. 2133, folio 336
[65] H.J.E. Hartog, Voogdijaanstellingen in de stad Groningen 1629-1672, Groningen 1995
[66] OSA 841
[67] Archief Mensinge inv. no. 957
[68] Archief Mensinge inv. no. 1781
[69] Etstoel 14 deel 13 folio 164 d.d. 24-11-1647
[70] Archief Mensinge inv. no.
1471
[71] Archief Mensinge inv. no. 983
[72] Etstoel 14 deel 16 folio 129 d.d. 12-6-1656
[73] Etstoel 14 deel 19 folio 136v d.d. 7-6-1664
[74] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2060
[75] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2057
[76] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2056
[77] Archief Mensinge inv. no. 1485
[78] Archief Mensinge inv. no. 1486
[79] Etstoel 14 deel 22 folio 24 d.d. 1-11-1671
[80] Heringa, Drentse Willekeuren. een nalezing, pag. 5-6
[81] Gens Nostra 1996 pg. 258
[82] Etstoel 14 deel 21 folio 241 d.d. 8-6-1669
[83] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683
[84] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683
[85] Schultenprotocol 264 dee. 2 folio 36 d.d. 7-12-1682
[86] Etstoel 14 deel 26 folio 352 d.d. 11-11-1684
[87] Schultenprotocol 111 deel 2 folio 95 d.d. 1683
[88] Etstoel 14 deel 29 folio 191 d.d. 19-10-1690
[89] Drents Genealogisch Jaarboek 2010 pg. 17
[90] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 26 d.d. 8-12-1682
[91] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 62 d.d. 27-9-1684
[92] Etstoel 14 deel 28 folio 238 d.d. 6-6-1688
[93] GrA RA Wagenborgen folio 241
d.d. 9-8-1688
[94] Etstoel 14 deel 31 folio 130v d.d. 12-11-1695
[95] GrA Weeskamerarchief inv. nr. 77 d.d. 1668
[96] GrA Weeskamerarchief inv. nr. 108 d.d. 1678
[97] Etstoel 14 deel 17 folio 271 en 319 d.d. 22-5-1660
[98] GrA RA Westerlee/Heiligerlee d.d. 28-12-1672
[99] GrA RA Westerlee d.d. 15-8-1676
[100] Schultenprotocol 264 deel 1 folio 21. d.d. 3-11-1666
[101] Heringa, Drentse Willekeuren. een nalezing, pag. 5-6
[102] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 8 d.d. 14-8-1682
[103] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 23 d.d. 8-12-1682
[104] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 24 d.d. 14-08-1682
[105] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 25 d.d. 8-12-1682
[106] RAO Huisarchief Vilsteren inv. no. 2046
[107] Archief Mensinge inv. no. 1221
[108] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 180 d.d. 5-4-1690
[109] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 325 d.d. 27-5-1705
[110] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 358 d.d. 15-9-1706
[111] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 382 d.d. 28-3-1709
[112] Schultenprotocol 266 deel 1 folio 61 d.d. 4-1-1714
[113] Archief Mensinge inv. No 1221
[114] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 94 d.d. 26-6-1739
[115] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 16 d.d. 4-2-1738
[116] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 54 d.d. 20-1-1737
[117] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 59 d.d. 11-12-1738
[118] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 94 d.d. 26-6-1739
[119] Schultenprotocol 264 deel 4 folio 141 d.d. 17-9-1737
[120] OSA 1785 pg. 656
[121] Schultenprotocol 264 deel 1 folio 25-26 en 28
[122] Etstoel 14 deel 21 folio 412 d.d. 18-10-1670
[123] Heringa, Nalezing, pg. 5-7
[124] Etstoel 14 deel 22 folio 197 d.d. 8-12-1674
[125] Etstoel 14 deel 22 folio 365 d.d. 6-6-1676
[126] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683
[127] Etstoel 14 deel 26 folio 61 d.d. 11-6-1683
[128] OSA 868
[129] Etstoel 14 deel 30 folio 116 d.d. 13-11-1693
[130] Etstoel 14 deel 32 folio 353 d.d. 16-11-1697
[131] Drost en Gedeputeerden XII pg. 52 d.d. 21-2-1704
[132] Drost en Gedeputeerden XII pg. 69 d.d. 12-6-1704
[133] Drost en Gedeputeerden XII pg. 254 d.d. 12-9-1710
[134] Met dank aan Hendrik Jan Homan
[135] GrA Toegang 730 inv. no. 1493 pg. 170 d.d. 16-6-1703
[136] Heringa. Nalezing. 5-7
[137] Etstoel 14 deel 30 folio 12 d.d. 7-11-1692
[138] Etstoel 14 deel 26 folio 140 d.d. 13-11-1683
[139] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 36 d.d. 7-12-1682
[140] P. Brood, Belastingheffing in Drenthe 1600-1822. Meppel 1991. pag. 107
[141] Archief Mensinge inv. no.
1001
[142] Archief Mensinge inv. No 1001
[143] Schultenprotocol 264 deel 2 folio 142 d.d. 16-1-1688
[144] OSA 1785 pg. 622 d.d.
23-7-1697
[145] Archief Mensinge inv. no.
1221
[146] E.D. Eijken. Rep. op de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen 1379-1805 dl. 7. pg. 1942 en 1634
[147] Archief Mensinge inv. no. 1003
[148] Etstoel 14 deel 22 folio 54 d.d. 1-11-1671
[149] Etstoel 134 d.d. 20-9-1708, nr. 8
[150] Archief Mensinge inv. no. 1510
[151] Archief Mensinge inv. no. 982
[152] [Archief Mensinge inv. no.
104
[153] Schultenprotocol 262
[154] Etstoel 14 deel 42 folio 19 e.v. d.d. 13-6-1724
[155] Etstoel 14 deel 44 folio 224 d.d. 20-7-1735
[156] Etstoel 14 deel 44 folio 240 d.d. 30-11-1735
[157] Schultenprotocol 264 deel 3 folio 194 d.d. 11-11-1706
[158] Etstoel 134 d.d. 11-9-1702 Borger
[159] Schultenprotocol 264 deel 3 folio 195 d.d. 4-5-1714
[160] Archief Mensinge inv. no. 102
[161] Schultenprotocol 266 deel 2 folio 261 d.d. 22-9-1728
[162] Schultenprotocol 266 deel 2 folio 293 d.d. 26-1-1731
[163] Schultenprotocol 266 deel 4 folio 108 d.d. 31-10-1736
[164] Etstoel 14 deel 42 folio 65 d.d. 26-6-1725
[165] Schultenprocotol 266 deel 2 folio 263
[166] Haardstederegister 1744, acten van remis
[167]
C. de Graaf jr. en J. Darwinkel, De familie Dartwinckel in Gieten, 1610-1811,
in: Gens Nostra 45
(1990)
[168] Schultenprocotol 264 deel 4
[169] Etstoel 14 deel 47 folio 246v d.d. 19-11-1743
[170] Familiearchief Poelman, inv. nr. 2 (particulier bezit)
[171] Schultenprotocol 266 deel 2 folio 121 d.d. 15-4-1728
[172] Schultenprotocol 266 deel 3 folio 188 d.d. 27-2-1736
[173] Schultenprotocol 266 deel 3 folio 400 d.d. 17-12-1739
[174] Etstoel 14 deel 43 folio 93v d.d. 1-6-1728
[175] Schultenprotocol 262
[176] Etstoel 9 dossier 60 d.d. 1717
[177] Archief Mensinge inv. no. 1004
[178] Schultenprotocol 264 deel 2 pag. 377 d.d. 28-12-1708
[179] Etstoel 9 dossier 60 stuk d d.d. 21-1-1717
[180] Archief Mensinge inv. no. 982
[181] Archief Mensinge inv. no.
1451
[182] Archief Mensinge inv. no. 1489
[183] Etstoel 134 nr. 11 Borger d.d. 4-10-1764
[184] Schultenprotocol 266 deel 7 folio 13 d.d. 6-5-1765
[185] Schultenprotocol 266 deel 7 folio 179 d.d. 7-2-1767
[186] Etstoel 9 dossier 170 d.d. 13-2-1756
[187] OSA 1383
[188] OSA 1807
[189] Drents Genealogisch Jaarboek 2001
[190] Etstoel 134 d.d. 30-9-1784
[191] Familiearchief Poelman, inv.
nr. 8. (in particulier bezit)
[192] OSA 1383
[193] OSA 1513
[194] OSA 1383
[195] OSA 1383
[196] Drents Archief